Gehele of gedeeltelijke loonstop bij weigering van werknemer om passende arbeid te verrichten?
Jaar en kwartaal
2013, 3e kwartaal
Nummer
6
Bronnen:
Memorie van Toelichting bij de Wet uitbreiding
loondoorbetaling bij ziekte, Tweede Kamer 1995-1996, 24439, nr. 3, blz. 60
Gerechtshof Amsterdam van 7 april 2005, JAR
2005/111
Kantonrechter Utrecht 16 december 2009, LJN:
BK6962
Kantonrechter Breda 18 december 2009, LJN:
BL6655
Kantonrechter Enschede 25 september 2012, LN:
BX8766
Kantonrechter Groningen 3 april 2013, LJN:
BZ7121
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 23 juli 2013,
ECLI:GHSHE:2013:3341
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2013,
ECLI:GHARL:3013:5362
Hoge Raad 25 februari 2000, JAR 2000/85
Sinds de privatisering van de Ziektewet per 1 maart 1996
(bij de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte) moeten werkgevers aan
zieke werknemers 70% van het loon doorbetalen. Deze maatregel is bedoeld als
financiële prikkel aan de werkgever om zich in te zetten voor preventie van
arbeidsongeschiktheid en voor re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers.
Was deze verplichting aanvankelijk voorzien voor de duur van 52 weken, per 1
januari 2004 werd deze verplichting als gevolg van de Wet verlenging
loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 uitgebreid naar 104 weken. En
sinds de per 1 april 2002 ingevoerde Wet verbetering Poortwachter kan het UWV
besluiten zelfs deze periode nog met 52 weken te verlengen als de werkgever
naar het oordeel van het UWV onvoldoende heeft gedaan aan de re-integratie van
de arbeidsongeschikte werknemer. Maar zelfs daarmee houdt de financiële prikkel
die de wetgever aan de werkgever wenst toe te dienen niet op. Indien aan de
werknemer na het einde van de 104 weken een WIA-uitkering wordt toegekend in de
vorm van een WGA-uitkering, levert ook die de werkgever nog kosten op. Niet
minder dan de eerste tien jaar van de WGA-uitkering zijn voor rekening van de
werkgever, hetzij omdat hij die uitkering als eigenrisicodrager zelf moet
betalen, hetzij omdat die uitkering de gedifferentieerde premie die hij aan het
UWV moet betalen verhoogt. Voor een grote werkgever kunnen de totale kosten van
een arbeidsongeschikte werknemer oplopen tot boven de zeven jaarsalarissen en
nog aanzienlijk hoger als de werkgever geen eigenrisicodrager is, omdat de
verhoging van de gedifferentieerde premie aanzienlijk meer kost dan de
uitkering zelf.
Tegen de achtergrond van deze massieve kosten voor de
werkgever, is het niet verwonderlijk dat ook van de arbeidsongeschikt geworden
werknemer het nodige verlangd wordt als het om ziekte en re-integratie gaat. Zo
moet de werknemer zich houden aan redelijke schriftelijke voorschriften die de
werkgever mag stellen om vast te stellen of de werknemer die, ondanks dat hij
niet werkt, aanspraak op loon maakt omdat hij ziek is ook inderdaad ziek is.
Voldoet de werknemer niet aan die voorschriften, dan mag de werkgever weigeren
het loon te betalen totdat vast staat dat de werknemer inderdaad ziek is. Deze
loonopschorting van artikel 7:629 lid 6 B.W. leidt er toe dat de werknemer zijn
loon alsnog krijgt als bij controle vervolgens blijkt dat hij inderdaad ziek
is. Maar ook als vastgesteld is dat de werknemer inderdaad ziek is, heeft de
werknemer verplichtingen om mee te werken aan de re-integratie. Zo wordt van de
werknemer verwacht dat hij meewerkt aan het opstellen, evalueren en bijstellen
van het plan van aanpak dat de werkgever op grond van artikel 7:658a lid 3 B.W.
moet opstellen. Doet hij dat niet, dan verliest hij zijn recht op loon (artikel
7:629 lid 3 onder e B.W.) Hij herkrijgt dat recht pas weer vanaf het moment
waarop hij alsnog aan zijn verplichtingen op dit punt voldoet. De werknemer die
het niet met het plan van aanpak eens is, kan bij het UWV een deskundigenoordeel
aanvragen (artikel 7:629a lid 1 B.W.). Met behulp van dit deskundigenoordeel
kan hij bij de kantonrechter zo nodig het loon vorderen dat hem geweigerd werd.
Verder wordt van de werknemer verlangd dat hij meewerkt indien
door de werkgever of een deskundige (met name aan een door de werkgever
ingeschakeld re-integratiebedrijf) redelijke voorschriften worden gesteld of
redelijke maatregelen worden getroffen, die de arbeidsongeschikte werknemer
beter in staat moeten stellen om hem passende arbeid te verkrijgen (artikel
7:629 lid 3 onder d B.W.). Te denken valt daarbij aan het meewerken aan bij- of
omscholing. Ook hier kan de werkgever weer weigeren het loon te betalen als de
werknemer niet meewerkt.
En last but not least wordt van de werknemer verlangd dat
hij andere, bij zijn verminderde belastbaarheid passende arbeid gaat verrichten
in de onderneming van de eigen werkgever, of als daar geen passende arbeid
beschikbaar is zelfs in de onderneming van een andere werkgever. En ook hier
weer kan de werkgever weigeren het loon te betalen als de werknemer weigert die
passende arbeid te verrichten.
In de praktijk is de vraag gerezen of de werkgever
gerechtigd is de betaling van het hele loon te weigeren als de werknemer
weigert om passende arbeid te verrichten gedurende een deel van de arbeidstijd.
Deze vraag moest voor de eerste keer worden beantwoord door het
gerechtshof Amsterdam (7 april 2005, JAR 2005/111). Daarin beriep het hof zich
op de redelijkheid, uitdrukkelijk vermeldend dat dit was bij gebreke van
aanwijzingen voor het tegendeel in de wetsgeschiedenis. Onder verwijzing naar
dit arrest van het hof Amsterdam komt ook de kantonrechter Utrecht tot
hetzelfde oordeel in een vonnis van 16 december 2009, LJN: BK6962. Bij de kantonrechter
Breda was het op 18 december 2009, LJN: BL6655 van hetzelfde laken een pak. En
tenslotte komt de kantonrechter Enschede tot dit oordeel in een vonnis van 25
september 2012, LN: BX8766, maar dan zonder verwijzing naar het arrest van het
hof Amsterdam. Enigszins blamerend is daarbij dat al deze rechters er aan
voorbij hebben gezien dat in de wetsgeschiedenis wel degelijk is ingegaan op de
vraag of bij het niet verrichten van passende arbeid volledige loonweigering
zou mogen plaatsvinden, dan wel alleen voor het deel waarvoor ook passende
arbeid zou moeten zijn verricht. In de Memorie van Toelichting bij de hierboven
reeds genoemde Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (Kamerstukken
1995-1996, 24439, nr. 3, blz. 60) staat uitdrukkelijk dat gekozen is voor
volledige loonweigering omdat een voldoende afschrikwekkende sanctie gewenst
geacht werd om de werknemer ertoe te brengen zijn re-integratieverplichtingen
serieus op te pakken. Tegelijkertijd zou de werknemer tegen misbruik van de
sanctieregeling worden beschermd door de beperkende werking van de redelijkheid
en billijkheid in artikel 6:248 B.W.
De kantonrechter te Groningen 3 april 2013, LJN BZ7121 slaat
wel acht op de wetsgeschiedenis en stelt zich op het standpunt dat de
hoofdregel is dat de verplichting tot loonbetaling geheel eindigt als de
werknemer weigert passende arbeid te verrichten, ook als dat voor een deel van
de tijd was. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2013, ECLI:GHARL:3013:5362, het vonnis van de
kantonrechter.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch 23 juli 2013,
ECLI:GHSHE:2013:3341 komt ook wel tot de beslissing dat weigering tot betaling
van het gehele loon gerechtvaardigd was, maar baseert zich niet op de
wetsgeschiedenis, maar op de omstandigheden van het betreffende geval waarin
sprake was van een opbouwende mate van arbeidsgeschiktheid waarbij steeds meer
uren konden worden gewerkt. De weigering passende arbeid te verrichten werd
daarom door het hof gezien als een weigering om mee te werken aan de
re-integratie in zijn geheel.
De beslissing dat bij weigering passende arbeid te
verrichten, weigering van het gehele loon volgt en niet alleen van het deel dat
correspondeert met de te verrichten passende arbeid, is ook juist om andere
redenen dan alleen de wetsgeschiedenis. Ook bij een weigering om het plan van
aanpak op te stellen, bij te stellen en te evalueren volgt immers volledige
loonweigering en hetzelfde geldt voor de weigering mee te werken aan redelijke
instructies en maatregelen in het kader van de re-integratie. Waarom zou het
dan bij een weigering passende arbeid te verrichten gaan om een minder dan
volledige loonweigering? Degene die de loonweigering wil relateren aan de mate
waarin passende arbeid kon worden verricht, begeeft zich bovendien op een
glibberig pad. Want moet men dan het deel van het te weigeren loon relateren
aan het aantal te werken uren of aan de loonwaarde van de in die uren te
verrichten passende arbeid? Die loonwaarde is vaak veel lager dan het deel van
het loon dat correspondeert met die uren. En wat doet men in het laatste geval
met arbeidstherapie? Arbeidstherapie is het beste te definiëren als arbeid
zonder loonwaarde. Zonder loonwaarde zou dan geen loonweigering kunnen plaatsvinden,
tenzij men de weigering om arbeidstherapie zou zien als een weigering om redelijke
instructies in het kader van de re-integratie na te leven, maar dan zou weer
sprake zijn van een volledige loonweigering.
In de wetsgeschiedenis is erkend dat
volledige loonweigering in bepaalde omstandigheden onredelijk kan zijn. In dat
geval moet de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel
6:248 B.W. uitkomst bieden. De vraag rijst wat de betekenis is van het uitgangspunt
van gehele loonweigering, als de rechter in alle gevallen waarin hij een
gedeeltelijke loonweigering had willen toepassen daartoe ook kan komen langs de
weg van artikel 6:248 B.W. Er is echter een verschil tussen een gedeeltelijke
loonweigering op basis van de mate waarin passende arbeid kon worden verricht
en een in beginsel volledige loonweigering met de uitzondering van artikel
6:248 B.W. De bepaling van artikel 6:248 lid 2 B.W. kan immers slechts worden
toegepast indien de geldende regel in de gegeven omstandigheden "naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”. Onder meer in zijn arrest
van 25 februari 2000, JAR 2000/85 heeft de Hoge Raad aangegeven dat dit
criterium vraagt om een meer terughoudende toetsing dan een toetsing aan de
redelijkheid. Verder spreekt ook de Memorie van Toelichting alleen over een
bescherming tegen misbruik. Volledige loonweigering dient aldus de regel te
zijn, bescherming van de werknemer op grond van artikel 6:248 B.W. de niet al
te snel toe te passen uitzondering.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 2 december 2024: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 3 december 2024: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 4 december 2024: Van der Valk Hotel Zwolle
- maandag 9 december 2024: Flonk Hotel Groningen Zuid (of online)
- dinsdag 10 december 2024: Van der Valk Hotel Best
- woensdag 11 december 2024: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 12 december 2024: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
- donderdag 19 december 2024: Van der Valk Hotel Dordrecht
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van maandag 9 december, woensdag 11 december 2024 en donderdag 12 december 2024.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!