Gewijzigde regeling zwangerschaps- en bevallingsuitkering

Jaar en kwartaal
2010, 4e kwartaal
Nummer
4

Bronnen:

  • Wijziging van verschillende wetten in verband met harmonisatie en vereenvoudiging van deze wetten ten behoeve van de uitvoering van die wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezeker-heidswetgeving), wetsontwerp nr. 32421


Op grond van het bepaalde in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg heeft de vrouwelijke werknemer recht op:

  • zes weken zwangerschapsverlof voorafgaand aan de vermoedelijke datum van bevalling, of zoveel langer als de dag van de bevalling gelegen is na de vermoedelijke dag van bevalling; 
  • tien weken bevallingsverlof de dag na de bevalling, of zoveel langer als het zwangerschapsverlof minder dan zes weken heeft bedragen.

De werkneemster kan er voor kiezen om het zwangerschapsverlof uiterlijk vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling te laten ingaan, in welk geval het bevallingsverlof automatisch wordt verlengd met de periode waarmee het zwangerschapsverlof is bekort.

Tijdens de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de werkneemster geen recht op loon (artikel 7:629 lid 4 B.W.) maar op een via de werkgever aan te vragen (artikel 3.11 Wet arbeid en zorg) uitkering (artikel 3.7 Wet arbeid en zorg) ter grootte van 100% van het gemaximeerde dagloon (3.13 Wet arbeid en zorg).

Omdat sprake is van twee verschillende uitkeringen moet het UWV meerdere beschikkingen nemen: eerst een beslissing tot toekenning van de zwangerschapsuitkering, dan een beslissing tot beëindiging van de zwangerschapsuitkering, vervolgens een beslissing tot toekenning van de bevallingsuitkering en daarna een beslissing tot beëindiging van de bevallingsuitkering. Door tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof voortaan maar één doorlopende uitkering te verstrekken, hoeft het UWV minder beslissingen te nemen