Inwerkingtreding Wet verbetering hybride markt WGA

Jaar en kwartaal
2016, 3e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:



De wet verbetering hybride markt WGA is in het Staatsblad gepubliceerd en de datum van inwerkingtreding is bepaald op 1 januari 2017. Tegelijkertijd is ook de tekst gepubliceerd van de wijziging van het Besluit Wfsv, waarin de bijbehorende wijzigingen met betrekking tot de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas zijn geregeld. De tekst daarvan was nog niet eerder bekend. Daardoor is het nu voor het eerst mogelijk om de wetswijziging die per 1 januari 2017 optreedt in zijn geheel in detail te beoordelen.

De wet verbetering hybride markt WGA heeft ten doel om meer evenwicht te brengen tussen het publieke stelsel waarbij werkgevers voor WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers betalen middels een verhoogde gedifferentieerde premie Werkhervattingskas en het private stelsel waarbij werkgevers de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers zelf betalen en dit risico verzekeren bij private verzekeraars.

De wetswijziging moet het gelijke speelveld tussen het UWV en private verzekeraars bevorderen. De wetswijziging die per 1 januari 2017 wordt ingevoerd, biedt in grote lijnen drie wijzigingen:
  •  wijziging van het inlooprisico bij een overstap door publiek verzekerde werkgevers naar eigenrisicodragen;
  • introductie van een terugkeerpremie voor privaat verzekerde werkgevers bij een overstap naar het publieke stelsel;
  • wijziging van de driejaarstermijn die verbiedt om binnen drie jaar nadat een werkgever het eigenrisicodragen heeft beëindigd, opnieuw eigenrisicodrager te worden.
Daarnaast wordt bij de invoering van de Wet verbetering hybride uitvoering gegeven aan een maatregel die reeds was aangekondigd bij de totstandkoming van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, Staatsblad 2012, 464 (wet "Bezava”), te weten:
  •  samenvoeging van het risico van WGA-vast en WGA-flex.
Inlooprisico (publieke staartlasten) bij overstap van publieke stelsel naar eigenrisicodragen:

Thans bepaalt de wet (artikel 82 lid 1 WIA) dat de werkgever die eigenrisicodrager wordt ook de WGA-uitkeringen moet betalen van de (ex-) werknemers die al arbeidsongeschikt waren toen de werkgever eigenrisicodrager werd, althans voor zover zij op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid tot de werkgever in dienstbetrekking stonden. Dit wordt het "inlooprisico” genoemd. Daarmee waren de zogenaamde "staartlasten” van het publieke stelsel privaat gefinancierd. 

Dit inlooprisico vormt een belangrijke belemmering voor werkgevers die eigenrisicodrager wilden worden. Verzekeraars willen het risico van betaling van de WGA-uitkering aan (ex-) werknemers die al enige tijd arbeidsongeschikt zijn of die al een WGA-uitkering hebben, niet verzekeren ("brandend huis”) en omdat zij daar desondanks wel garant voor moeten staan vragen zij forse afkoopsommen of premietoeslagen alvorens een verzekering te sluiten en de daarbij behorende garantie te stellen.

Het wetsvoorstel bepaalt dat het inlooprisico voortaan door het UWV wordt gedragen (zoals reeds het geval is voor kleine werkgevers en deels voor middelgrote werkgevers). Bij een overstap naar eigenrisicodragen behoeft de werkgever alleen de WGA-uitkeringen zelf te betalen van de (ex-) werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden nadat de werkgever eigenrisicodrager is geworden (artikel 82 lid 1 WIA, nieuw). De publieke staartlasten worden daarmee publiek verzekerd (artikel 2.1c Besluit Wfsv). 

Voorheen waren vooral (middel)grote werkgevers die geen (langdurig) arbeidsongeschikten hadden kandidaat waren om een overstap naar eigenrisicodragen te overwegen, omdat voor hen een overstap naar eigenrisicodragen niet gehinderd werd door bestaande arbeidsongeschiktheidsgevallen en zij meestal een gunstige premie bij een private verzekeraar konden krijgen waarmee zij voor de toekomst gevrijwaard bleven van een enorme stijging van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die het gevolg zou zijn van de latere toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer. Na deze wijziging zijn echter met name (middel)grote werkgevers die juist wel te maken hebben met een als gevolg van de aan een (ex-) werknemer toegekende WGA-uitkering verhoogd vastgestelde gedifferentieerde premie Werkhervattingskas kandidaat om een overstap naar eigenrisicodragen te overwegen. Zij kunnen immers de lasten van de reeds toegekende WGA-uitkering bij het UWV achterlaten als zij eigenrisicodrager worden.

Uitlooprisico (private staartlasten) bij overstap van eigenrisicodragen naar publieke stelsel: 

Het Besluit Wfsv wordt aldus gewijzigd dat de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die werkgevers aan de belastingdienst betalen nadat zij het eigenrisicodragen hebben beëindigd, wordt vastgesteld op basis van de totale historische WGA-lasten (de "WGA-totaallasten” als bedoeld in artikel 2.5 lid 1 onder h Besluit Wfsv), dus ongeacht of deze lasten zijn ontstaan toen de werkgever eigenrisicodrager was of publiek verzekerd was (artikel 2.11 lid 2 Besluit Wfsv). Werkgevers blijven daarnaast verplicht om de WGA-uitkeringen te blijven betalen van de (ex-) werknemers die al arbeidsongeschikt waren geworden voordat de werkgever het eigenrisicodragen beëindigde (uitlooprisico), hetgeen in de praktijk betekent dat verzekeraars deze uitkeringen dienen te blijven betalen. De private staartlasten worden dus zowel publiek als privaat verzekerd.

Deze wijziging betekent dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn weliswaar op enig moment dat eigenrisicodragen weer kunnen beëindigen, maar dat zij dan na terugkeer in het publieke stelsel een gedifferentieerde premie Werkhervattingskas betalen die wordt vastgesteld met inachtneming van de WGA-uitkeringen die twee jaar eerder zijn uitbetaald aan (ex-) werknemer). Voor grote werkgevers betekent dit bij de huidige premiestelling van het UWV waarschijnlijk dat de werkgever bij het UWV een (nog) hogere premie betaalt dan aan zijn eigen verzekeraar. Grote werkgevers zullen in de praktijk daarom naar verwachting vaak afhankelijk zijn van private verzekeraars en de door hen geboden premiestelling.

Beëindigen/eindigen eigenrisicodragen en driejaarstermijn

In artikel 40 lid 4 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) is bepaald dat een werkgever geen toestemming krijgt om eigenrisicodrager te worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen is beëindigd. Ingevolge artikel 40 lid 10 onder b Wfsv wordt het eigenrisicodragen door de belastingdienst per 1 januari of per 1 juli op aanvraag van de werkgever (tenminste dertien weken tevoren in te dienen) beëindigd. Evenwel bepaalt artikel 40 lid 10 onder a Wfsv dat het eigenrisicodragen eindigt met ingang van de dag waarop de garantie wordt ingetrokken. Op grond hiervan was de praktijk gegroeid om geen aanvraag voor het beëindigen van het eigenrisicodragen in te dienen, maar het eigenrisicodragen te laten eindigen doordat de verzekeraar na het eindigen van de verzekering de garantie introk. Het voordeel daarvan was dan dat de werkgever ook binnen drie jaar daarna weer opnieuw eigenrisicodrager kon worden. 

De wetswijziging maakt een einde aan het onderscheid tussen "eindigen” en beëindigen” van het eigenrisicodragen voor wat betreft het wel of niet gelden van de driejaarstermijn, door te bepalen dat de werkgever ook geen eigenrisicodrager kan worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen eindigt.

Samenvoeging WGA-vast en WGA-flex

Tot 1 januari 2017 wordt nog onderscheid gemaakt tussen het WGA-vast risico (waarvoor de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen moet worden betaald tenzij de werkgever eigenrisicodrager is) en het WGA-flex risico (waarvoor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen sowieso moet worden betaald omdat eigenrisicodragen tot 1 januari 2017 niet mogelijk is). Het onderscheid hangt af van de vraag of de (ex-) werknemer al dan niet vanuit de Ziektewet een WGA-uitkering heeft aangevraagd, maar per 1 januari 2017 wordt dat onderscheid niet meer gemaakt. De werkgever betaalt dan een gedifferentieerde premie Werkhervattingskas aan het UWV voor alle WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers tenzij de werkgever eigenrisicodrager is voor al deze WGA-uitkeringen. Uitgezonderd waren en blijven echter de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die een Ziektewetuitkering ontvangen (artikel 82 lid 6 en 7 WIA):

  • op grond van artikel 29 lid 2 onderdeel e ZW (orgaandonatie);
  • op grond van artikel 29a ZW (arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling);
  • op grond van artikel 29b ZW (no risk-polis van "arbeidsgehandicapte werknemer”);
  • op grond van artikel 29d ZW (langdurig werkloze oudere werknemer);
  • in aansluiting op een WAZ-uitkering;
  • in aansluiting op een Wajong-uitkering of in aansluiting op een periode waarin recht op grond van de wet Wajong recht bestond op arbeidsondersteuning;
  • aan een werknemer die naar de dienstbetrekking waaruit de uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van B&W op grond van artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a lid 2 onderdeel b Participatiewet (oud, tekst per 31 december 2015) van toepassing was.
Overgangsrecht

In artikel 133l WIA is bepaald dat de werkgever die op of voor 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden het risico van betaling van de WGA-uitkering draagt als deze op de eerste dag van de wachttijd tot hem in dienstbetrekking stonden, zodat het inlooprisico in dat geval nog bij de eigenrisicodrager ligt. 

Omdat het tot en met 1 juli 2015 alleen mogelijk was eigenrisicodrager te worden voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een vaste dienstbetrekking, zou dat inlooprisico alleen betrekking moeten hebben op WGA uitkeringen van werknemers met een vaste dienstbetrekking.

In de Memorie van Toelichting op de Wet verbetering hybride markt WGA is daaromtrent vermeld dat het Besluit Wfsv mede zal worden gebaseerd op artikel 133l lid 2 WIA, waarin is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van de bepaling van lid 1 beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen. De toelichting op de wijziging op het Besluit Wfsv vermeldt daarover het volgende:

"In artikel 2.1b is een regeling gegeven over de toerekening van de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel h. De definitie van WGA-staartlasten wordt gewijzigd, zodat deze betrekking hebben op werkgevers die op grond van artikel 133l van de Wet WIA nog onder de oude afbakening van het eigen risico vallen (uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager geworden tot het moment dat dit eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd). Dat de WGA-staartlasten betrekking hebben op deze werkgevers volgt reeds uit de verwijzing naar artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de Wfsv, maar wordt voor de duidelijkheid tevens geëxpliciteerd in artikel 2.1, onderdeel h.”

In artikel 2.1b is geregeld dat de WGA-staartlasten (volgens artikel 2.1 onder h de "door het UWV te betalen WGA-uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de Wfsv, aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in een dienstbetrekking stonden van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv  die uiterlijk op 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden   waarbij die eerste dag is gelegen vóór de dag van ingang van het eigenrisicodragen en de uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen”) ten laste van een sectorfonds komen.

Helemaal glashelder zijn de wet, de Memorie van Toelichting op de wet en de toelichting op de wijziging van het Besluit Wfsv op dit punt niet omdat in artikel 2.1b Besluit Wfsv en in artikel 2.1 onder h Besluit Wfsv een verwijzing naar artikel artikel 133l lid 2 WIA ontbreekt, maar het lijkt er op dat niet bedoeld is dat de werkgever die op of vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden wel het WGA-flex inlooprisico dient te dragen.

Voor wat betreft de invoering van de terugkeerpremie voorziet artikel 2.17b Besluit Wfsv in overgangsrecht door te bepalen dat de premiecomponent WGA-lasten van de gedifferentieerde premie voor een grote of middelgrote werkgever "die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd was” niet bepaald wordt op grond van de totale WGA-lasten maar op grond van de "aan de werkgever toe te rekenen WGA-lasten”, wat in de toelichting wordt uitgelegd als een toepassing van het oude recht waarbij alleen WGA-uitkeringen mee werden gerekend die voor rekening van de Werkhervattingskas waren gekomen. De toelichting vermeldt dat deze regels blijven gelden totdat de werkgever na 1 juli 2015 eigenrisicodrager wordt en daarna weer in het publieke stelsel terugkeert.

Niet is voorzien in overgangsrecht voor de wijziging waardoor werkgevers drie jaar na het eindigen van het eigenrisicodragen (als gevolg van intrekking van de garantie) niet opnieuw eigenrisicodrager mogen worden. Werkgevers waarvan het eigenrisicodragen na 1 januari 2014 is geëindigd moeten dus na 1 januari 2017 eerst nog gedurende het restant van de driejaarsperiode in het publieke stelsel blijven waarbij echter alleen werkgevers die na 1 juli 2015 het eigenrisicodragen hebben beëindigd dan de nieuwe terugkeerpremie moeten betalen (zie boven). 

WGA-eigenrisicodrager zijn per 1 januari 2017?

De mogelijkheden om per 1 januari 2017 eigenrisicodrager te zijn voor de WGA zijn verschillend voor werkgevers die op dit moment wel al eigenrisicodrager zijn (alsdan uitsluitend voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een vast dienstverband) en voor werkgevers die op dit moment nog geen eigenrisicodrager zijn.

Werkgevers die op dit moment nog geen eigenrisicodrager kunnen alleen nog eigenrisicodrager worden als zij daarvoor uiterlijk op 1 oktober 2016 een aanvraag bij de belastingdienst indienen. Bij die aanvraag dient dan ook een garantie van een bank of verzekeraar te worden gesteld, welke garantie echter alleen wordt verstrekt als eerst een verzekering is gesloten. De mogelijkheden om nog vóór 1 oktober a.s. een dergelijke verzekering te sluiten lijken in de praktijk zeer beperkt. Door wel een aanvraag in te dienen maar de garantie niet bij te sluiten, kan de betreffende werkgever nog wat tijd winnen, omdat artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de belastingdienst in dat geval verplicht om de werkgever in de gelegenheid te stellen om de garantie alsnog in te dienen. Door de garantie alsnog in te sturen binnen de door de belastingdienst te stellen termijn, zouden belastingdienst de aanvraag alsnog moeten leren. Door de garantie niet in te sturen, zouden belastingdienst de aanvraag moeten afwijzen.

Artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht:
"1 Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.


In het verleden stelde de belastingdienst werkgevers in de gelegenheid om de garantie nog in te dienen tot vijf weken voor het einde van het kalenderjaar. Onduidelijk is of dit beleid van de belastingdienst nog steeds geldt. Ook als werkgevers van deze mogelijkheid gebruik wensen te maken, lijken de praktische mogelijkheden om nog tijdig een verzekeringsvoorstel en derhalve een garantie te krijgen echter beperkt vanwege drukte bij de verzekeraars.

Voor werkgevers die op dit moment al eigenrisicodrager zijn heeft de Minister bij brief aan de Tweede Kamer van 27 mei 2016 medegedeeld dat werkgevers de bestaande garantie tot en met 31 december 2016 kunnen doen vervangen door een garantie die ook geldt voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibele dienstbetrekking. Door dat te doen blijven deze werkgevers eigenrisicodrager. Doen ze dat niet, dan keren zij terug in het publieke stelsel, in welk geval zij daar de nieuwe terugkeerpremie gaan betalen, die gebaseerd is op de totale WGA-lasten. Deze werkgevers hebben dus in beginsel nog tot en met 31 december 2016 de tijd om een nieuw verzekeringsvoorstel te aanvaarden, waarna de verzekeraar dan nog uiterlijk op 31 december 2016 de nieuwe garantie moet (doen) stellen. 

Veel verzekeraars verbinden aan het verzekeren van het risico van betaling van de WGA-uitkering aan flexwerkers de voorwaarde dat de werkgever ook eigenrisicodrager is of wordt voor de Ziektewet, teneinde aldus te bewerkstelligen dat de re-integratie van deze flexwerker niet wordt overgelaten aan het UWV en dat bewaakt kan worden dat deze re-integratie afdoende vorm wordt gegeven. Een werkgever die nog geen eigenrisicodrager voor de Ziektewet is, dient dat echter wel uiterlijk op 1 oktober 2016 aan te vragen. Verzekeringsmaatschappijen blijken in de praktijk soms bereid om te accepteren dat werkgevers uiterlijk per 1 juli 2017 of per 1 januari 2018 eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden. Alleen in dat geval is het voor werkgevers die al wel eigenrisicodrager voor de WGA zijn maar nog niet voor de Ziektewet, nog mogelijk om tussen 1 oktober 2016 en 31 december 2016 desgewenst te zorgen dat zij eigenrisicodrager blijven.

Let op: werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA en niet tijdig zorgen voor een nieuwe verzekering en het doen stellen van een nieuwe garantie, keren per 1 januari 2017 automatisch terug in het publieke stelsel en kunnen pas weer per 1 januari 2020 opnieuw eigenrisicodrager worden. Zij betalen daardoor in de jaren 2017, 2018 en 2019 verplicht de mogelijk zeer hoge gedifferentieerde premie aan de belastingdienst, welke gedifferentieerde premie bovendien mede wordt bepaald aan de hand van de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die door de (verzekeraar van de) werkgever als eigenrisicodrager zijn betaald! Zeker als werkgevers eigenrisicodrager zijn en al WGA-uitkeringen van ex-werknemers hebben die voor hun risico komen, dienen die werkgevers er nauwgezet op toe te zien dat tijdig een nieuw verzekeringsvoorstel wordt aanvaard en dat de verzekeraar tijdig een nieuwe garantie stelt.

Overgang van onderneming

De toepassing van de nieuwe regels omtrent de terugkeerpremie blijkt onvermoede (en waarschijnlijk onbedoelde) gevolgen te kunnen hebben voor de situatie waarin aan een werkgever als gevolg van de overgang van een onderneming WGA-uitkeringen worden toegerekend van de ex-werknemers van de overdrager van de onderneming.

In geval van gehele respectievelijk gedeeltelijke overgang van de onderneming zijn de gevolgen daarvan voor wat betreft de WGA-lasten als volgt:

Bij de overgang van een gehele onderneming:


De verkrijger is geen eigenrisicodrager. De verkrijger is wel eigenrisicodrager.
De overdrager is geen eigenrisicodrager. artikel 2.15 lid 1 Besluit Wfsv:


De gedifferentieerde premie van de verkrijger wordt hoger vastgesteld.
artikel 84 lid 3 onder a WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder a WIA):
De verkrijger betaalt de WGA-uitkering.
De overdrager is wel eigenrisicodrager. artikel 84 lid 3 onder b WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder b WIA):
De verkrijger betaalt de WGA-uitkering.
artikel 84 lid 3 onder b WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder b WIA):
De verkrijger betaalt de WGA-uitkering.


Bij de overgang van een (zelfstandig) deel van een onderneming: 


De verkrijger is geen eigenrisicodrager. De verkrijger is wel eigenrisicodrager.
De overdrager is geen eigenrisicodrager. artikel 2.15 lid 2 Besluit Wfsv:


De gedifferentieerde premie van de overdrager én de verkrijger wordt verhoogd vastgesteld (naar evenredigheid van loonsom).
artikel 84 lid 4 WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 4 WIA):
Het UWV verhaalt een deel van de WGA-uitkering op de verkrijger (naar evenredigheid van loonsom).
Per 1 januari 2017: De verkrijger betaalt een deel van de WGA-uitkering (naar evenredigheid van loonsom).
De overdrager is wel eigenrisicodrager. artikel 84 lid 5 WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 5 WIA):
De overdrager betaalt de WGA-uitkering.
artikel 84 lid 5 onder b WIA(per 1 januari 2017: artikel 82 lid 5 WIA):
De overdrager betaalt de WGA-uitkering.


In het geval waarin een gehele onderneming wordt overgedragen, waarbij de overdrager eigenrisicodrager is en de verkrijger niet, is de verkrijger op grond van artikel 84 lid 3 onder b WIA
(per 1 januari 2017: op grond van artikel 82 lid 3 onder b WIA) gehouden om vanaf de datum van overgang van de onderneming de WGA-uitkering van de (ex-) werknemers van de overdrager te betalen. Op grond van het bepaalde in artikel 2.11 lid 2 jo. artikel 2.5 lid 1 onder h Besluit Wfsv worden echter bij de bepaling van de hoogte van de gedifferentieerde premie van de verkrijger de WGA-uitkeringen van de (ex-) werknemers van de verkrijger mede in aanmerking genomen. Deze bepalingen omtrent de "terugkeerpremie” kennen geen uitzondering voor het geval van overgang van onderneming (geregeld in artikel 2.15 Besluit Wfsv). 

De verkrijger zou aldus twee maal voor de WGA-uitkeringen van de (ex-) werknemers van de overgedragen onderneming dienen te betalen, één maal door de WGA-uitkering te betalen en één maal door verhoging van de gedifferentieerde premie.

Overigens blijken verzekeraars van de verkrijger/eigenrisicodrager in de praktijk ook na de overgang van de onderneming wel uitkering te blijven verstrekken, ondanks dat de verzekerde werkgever dus wettelijk niet meer verplicht is de WGA-uitkering te betalen. Deze verzekeraars beschouwen de betaling van deze uitkering als een verzekerd uitlooprisico.  

Op grond van het overgangsrecht zal het bovengenoemde effect zich niet voordoen ten aanzien van werkgevers/verkrijgers van een onderneming die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd waren, omdat dan het oude recht van toepassing is.