De wet verbetering hybride markt WGA is in het Staatsblad
gepubliceerd en de datum van inwerkingtreding is bepaald op 1 januari 2017.
Tegelijkertijd is ook de tekst gepubliceerd van de wijziging van het Besluit
Wfsv, waarin de bijbehorende wijzigingen met betrekking tot de berekening van
de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas zijn geregeld. De tekst daarvan
was nog niet eerder bekend. Daardoor is het nu voor het eerst mogelijk om de
wetswijziging die per 1 januari 2017 optreedt in zijn geheel in detail te
beoordelen.
De wet verbetering hybride markt WGA heeft ten doel om meer
evenwicht te brengen tussen het publieke stelsel waarbij werkgevers voor
WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers betalen middels een verhoogde
gedifferentieerde premie Werkhervattingskas en het private stelsel waarbij
werkgevers de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers zelf betalen en dit risico
verzekeren bij private verzekeraars.
De wetswijziging moet het gelijke
speelveld tussen het UWV en private verzekeraars bevorderen. De wetswijziging die per 1 januari 2017 wordt ingevoerd,
biedt in grote lijnen drie wijzigingen:
wijziging van het inlooprisico bij een overstap
door publiek verzekerde werkgevers naar eigenrisicodragen;
introductie van een terugkeerpremie voor privaat
verzekerde werkgevers bij een overstap naar het publieke stelsel;
wijziging van de driejaarstermijn die verbiedt
om binnen drie jaar nadat een werkgever het eigenrisicodragen heeft beëindigd,
opnieuw eigenrisicodrager te worden.
Daarnaast wordt bij de invoering van
de Wet verbetering hybride uitvoering gegeven aan een maatregel die reeds was
aangekondigd bij de totstandkoming van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
vangnetters, Staatsblad 2012, 464 (wet "Bezava”), te weten:
samenvoeging van het risico van WGA-vast en
WGA-flex.
Inlooprisico (publieke
staartlasten) bij overstap van publieke stelsel naar eigenrisicodragen:
Thans bepaalt de wet (artikel 82 lid
1 WIA) dat de werkgever die eigenrisicodrager wordt ook de WGA-uitkeringen moet
betalen van de (ex-) werknemers die al arbeidsongeschikt waren toen de
werkgever eigenrisicodrager werd, althans voor zover zij op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid
tot de werkgever in dienstbetrekking stonden. Dit wordt het "inlooprisico”
genoemd. Daarmee waren de zogenaamde "staartlasten” van het publieke
stelsel privaat gefinancierd.
Dit inlooprisico vormt een
belangrijke belemmering voor werkgevers die eigenrisicodrager wilden worden.
Verzekeraars willen het risico van betaling van de WGA-uitkering aan (ex-)
werknemers die al enige tijd arbeidsongeschikt zijn of die al een WGA-uitkering
hebben, niet verzekeren ("brandend huis”) en omdat zij daar desondanks wel
garant voor moeten staan vragen zij forse afkoopsommen of premietoeslagen
alvorens een verzekering te sluiten en de daarbij behorende garantie te
stellen.
Het wetsvoorstel bepaalt dat het
inlooprisico voortaan door het UWV wordt gedragen (zoals reeds het geval is
voor kleine werkgevers en deels voor middelgrote werkgevers). Bij een overstap
naar eigenrisicodragen behoeft de werkgever alleen de WGA-uitkeringen zelf te betalen
van de (ex-) werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden nadat de werkgever
eigenrisicodrager is geworden (artikel 82 lid 1 WIA, nieuw). De publieke
staartlasten worden daarmee publiek verzekerd (artikel 2.1c Besluit Wfsv).
Voorheen waren vooral (middel)grote
werkgevers die geen (langdurig) arbeidsongeschikten hadden kandidaat waren om
een overstap naar eigenrisicodragen te overwegen, omdat voor hen een overstap
naar eigenrisicodragen niet gehinderd werd door bestaande arbeidsongeschiktheidsgevallen
en zij meestal een gunstige premie bij een private verzekeraar konden krijgen
waarmee zij voor de toekomst gevrijwaard bleven van een enorme stijging van de
gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die het gevolg zou zijn van de
latere toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer. Na deze wijziging
zijn echter met name (middel)grote werkgevers die juist wel te maken hebben met
een als gevolg van de aan een (ex-) werknemer toegekende WGA-uitkering verhoogd
vastgestelde gedifferentieerde premie Werkhervattingskas kandidaat om een
overstap naar eigenrisicodragen te overwegen. Zij kunnen immers de lasten van
de reeds toegekende WGA-uitkering bij het UWV achterlaten als zij
eigenrisicodrager worden.
Uitlooprisico (private
staartlasten) bij overstap van eigenrisicodragen naar publieke stelsel:
Het Besluit Wfsv wordt aldus
gewijzigd dat de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die werkgevers aan
de belastingdienst betalen nadat zij het eigenrisicodragen hebben beëindigd,
wordt vastgesteld op basis van de totale historische WGA-lasten (de "WGA-totaallasten”
als bedoeld in artikel 2.5 lid 1 onder h Besluit Wfsv), dus ongeacht of deze
lasten zijn ontstaan toen de werkgever eigenrisicodrager was of publiek
verzekerd was (artikel 2.11 lid 2 Besluit Wfsv). Werkgevers blijven daarnaast
verplicht om de WGA-uitkeringen te blijven betalen van de (ex-) werknemers die
al arbeidsongeschikt waren geworden voordat de werkgever het eigenrisicodragen
beëindigde (uitlooprisico), hetgeen in de praktijk betekent dat verzekeraars
deze uitkeringen dienen te blijven betalen. De private staartlasten worden dus
zowel publiek als privaat verzekerd.
Deze wijziging betekent dat
werkgevers die eigenrisicodrager zijn weliswaar op enig moment dat
eigenrisicodragen weer kunnen beëindigen, maar dat zij dan na terugkeer in het
publieke stelsel een gedifferentieerde premie Werkhervattingskas betalen die
wordt vastgesteld met inachtneming van de WGA-uitkeringen die twee jaar eerder
zijn uitbetaald aan (ex-) werknemer). Voor grote werkgevers betekent dit bij de
huidige premiestelling van het UWV waarschijnlijk dat de werkgever bij het UWV
een (nog) hogere premie betaalt dan aan zijn eigen verzekeraar. Grote
werkgevers zullen in de praktijk daarom naar verwachting vaak afhankelijk zijn
van private verzekeraars en de door hen geboden premiestelling.
Beëindigen/eindigen
eigenrisicodragen en driejaarstermijn
In artikel 40 lid 4 Wet financiering
sociale verzekeringen (Wfsv) is bepaald dat een werkgever geen toestemming
krijgt om eigenrisicodrager te worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen
is beëindigd. Ingevolge artikel 40 lid 10 onder b Wfsv wordt het eigenrisicodragen
door de belastingdienst per 1 januari of per 1 juli op aanvraag van de
werkgever (tenminste dertien weken tevoren in te dienen) beëindigd. Evenwel
bepaalt artikel 40 lid 10 onder a Wfsv dat het eigenrisicodragen eindigt met
ingang van de dag waarop de garantie wordt ingetrokken. Op grond hiervan was de
praktijk gegroeid om geen aanvraag voor het beëindigen van het eigenrisicodragen
in te dienen, maar het eigenrisicodragen te laten eindigen doordat de
verzekeraar na het eindigen van de verzekering de garantie introk. Het voordeel
daarvan was dan dat de werkgever ook binnen drie jaar daarna weer opnieuw
eigenrisicodrager kon worden.
De wetswijziging maakt een einde aan
het onderscheid tussen "eindigen” en beëindigen” van het eigenrisicodragen
voor wat betreft het wel of niet gelden van de driejaarstermijn, door te
bepalen dat de werkgever ook geen eigenrisicodrager kan worden binnen drie jaar
nadat het eigenrisicodragen eindigt.
Samenvoeging WGA-vast en WGA-flex
Tot 1 januari 2017 wordt nog
onderscheid gemaakt tussen het WGA-vast risico (waarvoor de premiecomponent
WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen moet worden betaald tenzij de werkgever
eigenrisicodrager is) en het WGA-flex risico (waarvoor de premiecomponent
WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen sowieso moet worden betaald omdat
eigenrisicodragen tot 1 januari 2017 niet mogelijk is). Het onderscheid hangt
af van de vraag of de (ex-) werknemer al dan niet vanuit de Ziektewet een
WGA-uitkering heeft aangevraagd, maar per 1 januari 2017 wordt dat onderscheid
niet meer gemaakt. De werkgever betaalt dan een gedifferentieerde premie
Werkhervattingskas aan het UWV voor alle WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers
tenzij de werkgever eigenrisicodrager is voor al deze WGA-uitkeringen.
Uitgezonderd waren en blijven echter de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers
die een Ziektewetuitkering ontvangen (artikel 82 lid 6 en 7 WIA):
op grond van artikel 29 lid 2 onderdeel e ZW
(orgaandonatie);
op grond van artikel 29a ZW
(arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling);
op grond van artikel 29b ZW (no risk-polis van
"arbeidsgehandicapte werknemer”);
op grond van artikel 29d ZW (langdurig werkloze
oudere werknemer);
in aansluiting op een WAZ-uitkering;
in aansluiting op een Wajong-uitkering of in
aansluiting op een periode waarin recht op grond van de wet Wajong recht
bestond op arbeidsondersteuning;
aan een werknemer die naar de dienstbetrekking
waaruit de uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van B&W op
grond van artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet en waarbij bij ziekte van
die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a lid 2
onderdeel b Participatiewet (oud, tekst per 31 december 2015) van toepassing
was.
Overgangsrecht
In artikel 133l WIA is bepaald dat
de werkgever die op of voor 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden het
risico van betaling van de WGA-uitkering draagt als deze op de eerste dag van
de wachttijd tot hem in dienstbetrekking stonden, zodat het inlooprisico in dat
geval nog bij de eigenrisicodrager ligt.
Omdat het tot en met 1 juli 2015
alleen mogelijk was eigenrisicodrager te worden voor de WGA-uitkeringen van
werknemers met een vaste dienstbetrekking, zou dat inlooprisico alleen
betrekking moeten hebben op WGA uitkeringen van werknemers met een vaste
dienstbetrekking.
In de Memorie van Toelichting op de
Wet verbetering hybride markt WGA is daaromtrent vermeld dat het Besluit Wfsv
mede zal worden gebaseerd op artikel 133l lid 2 WIA, waarin is bepaald dat bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor
bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van de bepaling van
lid 1 beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen. De toelichting op de
wijziging op het Besluit Wfsv vermeldt daarover het volgende:
"In artikel 2.1b is een regeling gegeven over de
toerekening van de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel h. De
definitie van WGA-staartlasten wordt gewijzigd, zodat deze betrekking hebben op
werkgevers die op grond van artikel 133l van de Wet WIA nog onder de oude
afbakening van het eigen risico vallen (uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager
geworden tot het moment dat dit eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd).
Dat de WGA-staartlasten betrekking hebben op deze werkgevers volgt reeds uit de
verwijzing naar artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de Wfsv, maar wordt
voor de duidelijkheid tevens geëxpliciteerd in artikel 2.1, onderdeel h.”
In artikel 2.1b is geregeld dat de
WGA-staartlasten (volgens artikel 2.1 onder h de "door het UWV te betalen
WGA-uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de
Wfsv, aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in een
dienstbetrekking stonden van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40,
eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv die uiterlijk op 1 juli 2015
eigenrisicodrager is geworden waarbij die eerste dag is gelegen vóór de dag
van ingang van het eigenrisicodragen en de uitvoeringskosten en andere kosten
in verband met deze uitkeringen”) ten laste van een sectorfonds komen.
Helemaal glashelder zijn de wet, de
Memorie van Toelichting op de wet en de toelichting op de wijziging van het
Besluit Wfsv op dit punt niet omdat in artikel 2.1b Besluit Wfsv en in artikel
2.1 onder h Besluit Wfsv een verwijzing naar artikel artikel 133l lid 2 WIA
ontbreekt, maar het lijkt er op dat niet bedoeld is dat de werkgever die op of
vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden wel het WGA-flex inlooprisico
dient te dragen.
Voor wat betreft de invoering van de
terugkeerpremie voorziet artikel 2.17b Besluit Wfsv in overgangsrecht door te
bepalen dat de premiecomponent WGA-lasten van de gedifferentieerde premie voor een
grote of middelgrote werkgever "die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd
was” niet bepaald wordt op grond van de totale WGA-lasten maar op grond van de
"aan de werkgever toe te rekenen WGA-lasten”, wat in de toelichting wordt
uitgelegd als een toepassing van het oude recht waarbij alleen WGA-uitkeringen
mee werden gerekend die voor rekening van de Werkhervattingskas waren gekomen.
De toelichting vermeldt dat deze regels blijven gelden totdat de werkgever na 1
juli 2015 eigenrisicodrager wordt en daarna weer in het publieke stelsel
terugkeert.
Niet is voorzien in overgangsrecht
voor de wijziging waardoor werkgevers drie jaar na het eindigen van het
eigenrisicodragen (als gevolg van intrekking van de garantie) niet opnieuw
eigenrisicodrager mogen worden. Werkgevers waarvan het eigenrisicodragen na 1
januari 2014 is geëindigd moeten dus na 1 januari 2017 eerst nog gedurende het
restant van de driejaarsperiode in het publieke stelsel blijven waarbij echter
alleen werkgevers die na 1 juli 2015 het eigenrisicodragen hebben beëindigd dan
de nieuwe terugkeerpremie moeten betalen (zie boven).
WGA-eigenrisicodrager zijn per 1
januari 2017?
De mogelijkheden om per 1 januari
2017 eigenrisicodrager te zijn voor de WGA zijn verschillend voor werkgevers
die op dit moment wel al eigenrisicodrager zijn (alsdan uitsluitend voor de
WGA-uitkeringen van werknemers met een vast dienstverband) en voor werkgevers
die op dit moment nog geen eigenrisicodrager zijn.
Werkgevers die op dit moment nog
geen eigenrisicodrager kunnen alleen nog eigenrisicodrager worden als zij
daarvoor uiterlijk op 1 oktober 2016 een aanvraag bij de belastingdienst
indienen. Bij die aanvraag dient dan ook een garantie van een bank of verzekeraar
te worden gesteld, welke garantie echter alleen wordt verstrekt als eerst een
verzekering is gesloten. De mogelijkheden om nog vóór 1 oktober a.s. een
dergelijke verzekering te sluiten lijken in de praktijk zeer beperkt. Door wel
een aanvraag in te dienen maar de garantie niet bij te sluiten, kan de
betreffende werkgever nog wat tijd winnen, omdat artikel 4:5 van de Algemene
wet bestuursrecht de belastingdienst in dat geval verplicht om de werkgever in
de gelegenheid te stellen om de garantie alsnog in te dienen. Door de garantie
alsnog in te sturen binnen de door de belastingdienst te stellen termijn,
zouden belastingdienst de aanvraag alsnog moeten leren. Door de garantie niet
in te sturen, zouden belastingdienst de aanvraag moeten afwijzen.
Artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht:
"1 Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet
te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk
voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op
grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende
zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de
beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen
een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.”
In het verleden stelde de
belastingdienst werkgevers in de gelegenheid om de garantie nog in te dienen
tot vijf weken voor het einde van het kalenderjaar. Onduidelijk is of dit
beleid van de belastingdienst nog steeds geldt. Ook als werkgevers van deze
mogelijkheid gebruik wensen te maken, lijken de praktische mogelijkheden om nog
tijdig een verzekeringsvoorstel en derhalve een garantie te krijgen echter beperkt
vanwege drukte bij de verzekeraars.
Voor werkgevers die op dit moment al
eigenrisicodrager zijn heeft de Minister bij brief aan de Tweede Kamer van 27
mei 2016 medegedeeld dat werkgevers de bestaande garantie tot en met 31
december 2016 kunnen doen vervangen door een garantie die ook geldt voor de
WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibele dienstbetrekking. Door dat te
doen blijven deze werkgevers eigenrisicodrager. Doen ze dat niet, dan keren zij
terug in het publieke stelsel, in welk geval zij daar de nieuwe terugkeerpremie
gaan betalen, die gebaseerd is op de totale WGA-lasten. Deze werkgevers hebben
dus in beginsel nog tot en met 31 december 2016 de tijd om een nieuw
verzekeringsvoorstel te aanvaarden, waarna de verzekeraar dan nog uiterlijk op
31 december 2016 de nieuwe garantie moet (doen) stellen.
Veel verzekeraars verbinden aan het
verzekeren van het risico van betaling van de WGA-uitkering aan flexwerkers de
voorwaarde dat de werkgever ook eigenrisicodrager is of wordt voor de
Ziektewet, teneinde aldus te bewerkstelligen dat de re-integratie van deze
flexwerker niet wordt overgelaten aan het UWV en dat bewaakt kan worden dat
deze re-integratie afdoende vorm wordt gegeven. Een werkgever die nog geen
eigenrisicodrager voor de Ziektewet is, dient dat echter wel uiterlijk op 1 oktober
2016 aan te vragen. Verzekeringsmaatschappijen blijken in de praktijk soms
bereid om te accepteren dat werkgevers uiterlijk per 1 juli 2017 of per 1
januari 2018 eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden. Alleen in dat geval is
het voor werkgevers die al wel eigenrisicodrager voor de WGA zijn maar nog niet
voor de Ziektewet, nog mogelijk om tussen 1 oktober 2016 en 31 december 2016
desgewenst te zorgen dat zij eigenrisicodrager blijven.
Let op: werkgevers die
eigenrisicodrager zijn voor de WGA en niet tijdig zorgen voor een nieuwe
verzekering en het doen stellen van een nieuwe garantie, keren per 1 januari
2017 automatisch terug in het publieke stelsel en kunnen pas weer per 1 januari
2020 opnieuw eigenrisicodrager worden. Zij betalen daardoor in de jaren 2017,
2018 en 2019 verplicht de mogelijk zeer hoge gedifferentieerde premie aan de
belastingdienst, welke gedifferentieerde premie bovendien mede wordt bepaald
aan de hand van de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die door de
(verzekeraar van de) werkgever als eigenrisicodrager zijn betaald! Zeker als
werkgevers eigenrisicodrager zijn en al WGA-uitkeringen van ex-werknemers
hebben die voor hun risico komen, dienen die werkgevers er nauwgezet op toe te
zien dat tijdig een nieuw verzekeringsvoorstel wordt aanvaard en dat de
verzekeraar tijdig een nieuwe garantie stelt.
Overgang van onderneming
De toepassing van de nieuwe regels
omtrent de terugkeerpremie blijkt onvermoede (en waarschijnlijk onbedoelde)
gevolgen te kunnen hebben voor de situatie waarin aan een werkgever als gevolg
van de overgang van een onderneming WGA-uitkeringen worden toegerekend van de ex-werknemers
van de overdrager van de onderneming.
In geval van gehele respectievelijk
gedeeltelijke overgang van de onderneming zijn de gevolgen daarvan voor wat
betreft de WGA-lasten als volgt:
Bij
de overgang van een gehele onderneming:
De
verkrijger is geen eigenrisicodrager.
De
verkrijger is wel eigenrisicodrager.
De
overdrager is geen eigenrisicodrager.
artikel
2.15 lid 1 Besluit Wfsv:
De
gedifferentieerde premie van de verkrijger wordt hoger
vastgesteld.
artikel
84 lid 3 onder a WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder a WIA): De
verkrijger betaalt de WGA-uitkering.
De
overdrager is wel eigenrisicodrager.
artikel
84 lid 3 onder b WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder b WIA): De
verkrijger betaalt de WGA-uitkering.
artikel
84 lid 3 onder b WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 3 onder b WIA): De
verkrijger betaalt de WGA-uitkering.
Bij
de overgang van een (zelfstandig) deel van een onderneming:
De
verkrijger is geen eigenrisicodrager.
De
verkrijger is wel eigenrisicodrager.
De
overdrager is geen eigenrisicodrager.
artikel
2.15 lid 2 Besluit Wfsv:
De
gedifferentieerde premie van de overdrager én de verkrijger wordt
verhoogd vastgesteld (naar evenredigheid van loonsom).
artikel
84 lid 4 WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 4 WIA): Het
UWV verhaalt een deel van de WGA-uitkering op de verkrijger (naar
evenredigheid van loonsom). Per
1 januari 2017: De verkrijger betaalt een deel van de
WGA-uitkering (naar evenredigheid van loonsom).
De
overdrager is wel eigenrisicodrager.
artikel
84 lid 5 WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 5 WIA): De
overdrager betaalt de WGA-uitkering.
artikel
84 lid 5 onder b WIA(per
1 januari 2017: artikel 82 lid 5 WIA): De
overdrager betaalt de WGA-uitkering.
In het geval waarin een gehele
onderneming wordt overgedragen, waarbij de overdrager eigenrisicodrager is en
de verkrijger niet, is de verkrijger op grond van artikel 84 lid 3 onder b WIA
(per 1 januari 2017: op grond van artikel
82 lid 3 onder b WIA) gehouden om vanaf de datum van overgang van de
onderneming de WGA-uitkering van de (ex-) werknemers van de overdrager te
betalen. Op grond van het bepaalde in artikel 2.11 lid 2 jo. artikel 2.5 lid 1
onder h Besluit Wfsv worden echter bij de bepaling van de hoogte van de
gedifferentieerde premie van de verkrijger de WGA-uitkeringen van de (ex-)
werknemers van de verkrijger mede in aanmerking genomen. Deze bepalingen
omtrent de "terugkeerpremie” kennen geen uitzondering voor het geval van
overgang van onderneming (geregeld in artikel 2.15 Besluit Wfsv).
De verkrijger zou aldus twee maal
voor de WGA-uitkeringen van de (ex-) werknemers van de overgedragen onderneming
dienen te betalen, één maal door de WGA-uitkering te betalen en één maal door
verhoging van de gedifferentieerde premie.
Overigens blijken verzekeraars van
de verkrijger/eigenrisicodrager in de praktijk ook na de overgang van de
onderneming wel uitkering te blijven verstrekken, ondanks dat de verzekerde
werkgever dus wettelijk niet meer verplicht is de WGA-uitkering te betalen.
Deze verzekeraars beschouwen de betaling van deze uitkering als een verzekerd
uitlooprisico.
Op grond
van het overgangsrecht zal het bovengenoemde effect zich niet voordoen ten aanzien
van werkgevers/verkrijgers van een onderneming die uiterlijk op 1 juli 2015
publiek verzekerd waren, omdat dan het oude recht van toepassing is.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 10 maart 2025: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 11 maart 2025: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 12 maart 2025: Van der Valk Hotel Zwolle
- donderdag 13 maart 2025: Van der Valk Hotel Dordrecht
- dinsdag 18 maart 2025: Van der Valk Hotel EINDHOVEN*
- woensdag 19 maart 2025: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 20 maart 2025: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
* Let op: de bijeenkomst is dus eenmalig NIET in Van der Valk Hotel Best.
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van woensdag 19 maart 2025 en donderdag 20 maart 2025.
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!