Kan een startende werkgever een grote werkgever zijn?

Jaar en kwartaal
2018, 2e kwartaal
Nummer
7

Bronnen:

Voor de heffing van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas wordt onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote werkgevers. Kleine werkgevers betalen een sectoraal vastgestelde premie (artikel 2.6 lid 3 Besluit Wfsv), grote werkgevers een premie die wordt vastgesteld op basis van de Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkeringen die twee jaar eerder zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers (artikel 2.6 lid 4 Besluit Wfsv) en voor middelgrote werkgever wordt de premie vastgesteld op basis van een gewogen gemiddelde van de sectorale en individuele premies (artikel 2.6 lid 5 Besluit Wfsv).

De vraag wie daarbij een kleine, middelgrote of grote werkgever is gebeurt op basis van de hoogte van de premieplichtige loonsom in het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de premie moet worden vastgesteld (artikel 2.5 lid 1 onder b., c. en d. Besluit Wfsv).

In een geval van een startende werkgever (een uitzendbureau) die bij aanmelding als werkgever een premieplichtige loonsom opgaf van € 4.000.000 was de belastingdienst van mening dat deze werkgever vanwege het ontbreken van een premieplichtige loonsom in het tweede kalenderjaar dat vooraf gaat aan het kalenderjaar waarin de premie voor het eerst moest worden vastgesteld, moest worden aangemerkt als een kleine werkgever. De bijbehorende sectorale premie bedroeg 5,4%. Het uitzendbedrijf meende echter in aanmerking te kunnen komen voor een indeling als grote werkgever, in welk geval het rekenpercentage (1,03%) als gedifferentieerde premie zou moeten worden betaald. Daarbij beriep het uitzendbedrijf zich op de bepaling van artikel 2.17 Besluit Wfsv (titel: "premiepercentage startende werkgever”). Volgens dit artikel wordt voor een werkgever die, zonder dat sprake is van een overgang van onderneming, de hoedanigheid van werkgever heeft gekregen in het eerste of tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld, het percentage van de gedifferentieerde premie vastgesteld op het rekenpercentage.

Nadat het gerechtshof het uitzendbedrijf in het gelijk had gesteld, stelde de Staatssecretaris van Financiën cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Ook die stelt de werkgever in het gelijk. Uit de toelichting op het toenmalige Besluit premiedifferentiatie WAO uit 1997 leidt de Hoge Raad af dat het de bedoeling van de besluitgever was om ook in het eerste jaar onderscheid te maken tussen (toen) kleine en grote werkgevers. Bij de invoering van het Besluit Wfsv is niet gebleken dat de besluitgever een wijziging beoogd heeft. De destijds bestaande mogelijkheid om een andere indeling te vragen als de actuele premieplichtige loonsom tot een andere indeling zou leiden dan de premieplichtige loonsom over het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de premie moet worden vastgesteld (artikel 2.6 lid 2 Besluit Wfsv) is in 2014 afgeschaft zonder dat daarbij de tekst van artikel 2.17 Besluit Wfsv is gewijzigd. De Hoge Raad leidt daaruit af dat artikel 2.17 Besluit Wfsv (net als voorheen artikel 8 van het Besluit premiedifferentiatie WAO) een speciale regeling bevat voor de indeling van startende werkgevers die afwijkt van hetgeen is bepaald in artikel 2.5 lid 1 Besluit Wfsv.