Kantonrechter merkt “contracting” aan als schijnconstructie

Jaar en kwartaal
2019, 2e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • Kantonrechter Enschede 7 mei 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1538
  • Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198
  • Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:210


Voor de tweede maal is het FNV er in geslaagd om in een collectieve actie werkgevers te dwingen tot naleving van arbeidsrechtelijke regels.
De eerste maal betrof het de maaltijdbezorgers van Deliveroo die volgens Deliveroo zelfstandig waren, maar waarvan de kantonrechter in Amsterdam in een tweetal vonnissen van 15 januari 2019 (nota bene in afwijking van een eerder andersluidend vonnis van een andere kantonrechter in Amsterdam van 23 juli 2018!) vond dat zij werknemers waren en dat Deliveroo de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO voor het beroepsgoederenvervoer over de weg moest naleven.
Deze keer ging het om de sortering van postpakketten op een aantal pakkettensorteercentra van PostNL die PostNL op basis van een overeenkomst van aanneming van werk of overeenkomst van opdracht had uitbesteed aan een ander bedrijf ("In Person”) om die werkzaamheden onder eigen verantwoordelijkheid te verrichten ("contracting”). In Person maakte daarbij gebruik maakte van Poolse werknemers die werkzaam zouden zijn onder leiding en toezicht van Pools sprekende leidinggevenden van in Person. De kantonrechter in Enschede oordeelde echter dat de leiding en het toezicht feitelijk bij PostNL berustte, zodat geen sprake was van contracting maar van inlenen van personeel. Omdat sprake was van inlenen zouden op grond van artikel 8 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs voor de Poolse pakketsorteerders dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten gelden als voor de pakketsorteerders die in dienst waren van PostNL. PostNL werd daarom veroordeeld om de bedrijfs-CAO van PostNL ook toe te passen op de Poolse werknemers van In Person.
In beide gevallen was het vonnis van de kantonrechter het gevolg van een zorgvuldige en uitvoerige weging van de feiten en omstandigheden van het betreffende geval. In beide gevallen leidde dat tot een andere kwalificatie van de arbeidsverhouding dan die welke partijen daaraan hadden gegeven.
Het meest opvallende van deze vonnissen is echter dat het FNV deze niet heeft ingesteld namens één of meerdere leden, maar "ter bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen van wie zij de belangen volgens haar statuten behartigt, een zogenaamde "collectieve actie”.
Voor de ontvankelijkheid van een collectieve actie op grond van het bepaalde in artikel 3:305a BW gelden vijf eisen:
  • Het moet gaan om een stichting of een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid.
  • Die stichting of vereniging moet een toereikende statutaire doelomschrijving hebben.
  • De belangen waarvoor de stichting of vereniging opkomt moeten gelijksoortig zijn en zich zodoende voor bundeling lenen, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden wordt bevorderd.
  • De stichting of vereniging moet in voldoende mate hebben geprobeerd het gevorderde door overleg met de gedaagde partij te bereiken.
  • De belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld, moet voldoende gewaarborgd zijn, waaronder tevens wordt begrepen dat de stichting of vereniging voldoende belang moet hebben bij de rechtsvordering (artikel 3:303 BW).

In beide gevallen werd dus geoordeeld dat het FNV aan deze eisen had voldaan.

Als op 1 januari 2020 de Wet arbeidsmarkt in balans in werking treedt zal de werkgever een premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds moeten gaan betalen die voor werknemers die niet in dienst zijn op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een vaste arbeidsduur, vijf procentpunten hoger is dan voor andere werknemers. Ondernemers die dan op zoek gaan naar goedkopere alternatieven voor deze flexibele arbeidskrachten dienen ernstig rekening te houden met het feit dat voor deze alternatieven op basis van een waardering van de feiten en omstandigheden van het geval dezelfde regels kunnen gelden én met de mogelijkheid dat een vakbond zoals FNV voor de rechter zou kunnen afdwingen dat die regels ook worden nageleefd.