Ontslag van een gedetineerde werknemer

Jaar en kwartaal
2011, 1e kwartaal
Nummer
3

Bronnen:

  • Hoge Raad 17 december 2010, www.rechtspraak.nl, ljn:BO1821



Wanneer een werknemer gedetineerd wordt, vormt dat voor een werkgever vrijwel altijd een probleem. 

Duidelijk is dat de werkgever geen loon behoeft te betalen zo lang de werknemer als gevolg van zijn detentie geen arbeid verricht. De hoofdregel van artikel 7:627 van het Burgerlijk Wetboek zegt dat geen loon verschuldigd is zo lang de werknemer geen arbeid verricht en de twee uitzonderingen op de hoofdregel (artikel 7:628: niet verrichten van de arbeid door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen; artikel 7:629: niet verrichten van de arbeid door ziekte) zijn niet van toepassing. In zoverre is er voor de werkgever geen probleem.

Een probleem ontstaat er wel als de werkgever de werknemer wil ontslaan wegens zijn ongeoorloofde afwezigheid van het werk of om andere redenen.

In een eerste fase is vaak niet duidelijk dat de werknemer gedetineerd is, en zo ja, waarvan hij dan verdacht wordt en hoe lang de detentie nog zal gaan duren. Dat brengt voor de werkgever onzekerheden met zich mee, omdat de werkgever niet weet hoe lang hij voor vervanging van de werknemer zal moeten zorgen terwijl hij aanvankelijk doorgaans door die detentie wordt overvallen.

In een tweede fase is wel duidelijk dat de werknemer gedetineerd is vanwege de verdenking van een strafbaar feit. In deze fase is het probleem dat de schuld van de werknemer nog niet vast staat. Er is nog geen onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. Een ontslag van de werknemer in deze fase wordt bemoeilijkt omdat de ontslagreden door de werknemer betwist kan worden.

In een derde fase is er een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling of staat de schuld van de werknemer vast omdat hij erkend heeft een strafbaar feit te hebben gepleegd. Een ontslag van de werknemer in deze fase is geen vanzelfsprekendheid, omdat de werknemer (die al strafrechtelijk veroordeeld is) dan in de ogen van de rechter voor de tweede keer gestraft zou worden.

Ontslag wegens detentie is dan ook allerminst een eenvoudige en zeker geen vanzelfsprekende zaak. Een ontslag kan gerechtvaardigd zijn, maar dan moet er sprake zijn van bijkomende omstandigheden, bijvoorbeeld:
  • een verband tussen de aard van het strafbare feit en de aard van het werk (met name deze omstandigheid wordt door rechters van belang geacht);
  • de reacties van collega’s (maar rechters oordelen vaak dat het aan de werkgever is om die reacties in goede banen te leiden);
  • de reacties van derden, zoals cliënten en relaties;
  • de vraag of de werkgever door het strafbare feit in de publiciteit is betrokken;
  • de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de duur van zijn dienstverband en de wijze waarop hij de overeengekomen werkzaamheden steeds heeft verricht;
  • de grootte van het bedrijf van de werkgever in verband met de mogelijkheden om de werknemer tijdens zijn detentie te vervangen;
  • de vraag of de werknemer de werkgever zo veel mogelijk (correct) op de hoogte heeft gehouden van zijn detentie en het te verwachten verloop daarvan.
In een recent arrest van 17 december 2010 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het enkele feit dat de werknemer als gevolg van zijn detentie door eigen schuld buiten staat is om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, op zichzelf onvoldoende reden is voor een ontslag op staande voet. Hoewel daarmee nog niet gezegd is dat een op andere wijze vorm gegeven ontslag (ontbinding door de kantonrechter of opzegging na verkregen ontslagvergunning van UWV WERKbedrijf) onmogelijk is, valt te vrezen dat dit enkele feit ook onvoldoende is voor een ontslag langs andere weg. Steeds zullen er één of meer bijkomende omstandigheden aangevoerd moeten kunnen worden om het ontslag te rechtvaardigen.