Onverschuldigd doorbetaald loon tijdens ziekte niet verrekenen met WGA-uitkering

Jaar en kwartaal
2015, 2e kwartaal
Nummer
4

Bronnen:



Indien een werkgever onverplicht loon tijdens ziekte doorbetaalt aan een werknemer kan dit loon niet worden verrekend met de WIA-uitkering omdat het niet kan worden beschouwd als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Dat blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:921, waarin de Centrale Raad van Beroep het standpunt dat het UWV hierover in de procedure zelf had ingenomen, als juist bevestigt.

De Centrale Raad van Beroep wijst er op dat in artikel 16 lid 2 van de Wet financiering sociale verzekeringen een onderscheid wordt gemaakt tussen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en loon uit vroegere dienstbetrekking. Dit onderscheid kwam ook voor in het voormalige artikel 4 van de Coördinatiewet sociale verzekeringen zoals dat luidde sinds de invoering van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Wet Walvis). De Centrale Raad van Beroep wijst op de memorie van toelichting bij deze wet (Kamerstukken II 2001/02, 28 219, nr. 3, blz. 108), waarin is opgemerkt dat beoogd is aan te sluiten bij de rechtspraak van de Hoge Raad in fiscale geschillen over het onderscheid tussen tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking. Van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking is alleen sprake als het loon een rechtstreekse beloning vormt voor bepaalde arbeid of in een bepaald tijdvak verrichte arbeid. Indien een werkgever loon betaalt in een situatie waarin daarvoor geen uit de arbeidsovereenkomst en het Burgerlijk Wetboek voortvloeiende verplichting is aan te wijzen, is dat loon niet aan te merken als tegenprestatie voor verrichte arbeid, zodat van loon uit tegenwoordige arbeid geen sprake is.

In de WIA wordt, als het gaat om verrekening van loon met de uitkering, voor het loonbegrip verwezen naar het Inkomensbesluit. Destijds was dat het Inkomensbesluit Wet WIA en thans is dat het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten. In beide gevallen wordt voor het begrip "loon” verwezen naar het loonbegrip van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Op die manier mag loon dat onverschuldigd tijdens ziekte is doorbetaald niet met de WIA-uitkering worden verrekend.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is van belang voor werkgevers die het loon tijdens ziekte doorbetalen aan een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die na het einde van de wachttijd van 104 weken geen recht heeft gekregen op een WIA-uitkering en aangepaste werkzaamheden verricht, waarvoor hij ziek uitvalt. De werkgever kan zich dan min of meer "genoodzaakt” zien om loon aan de werknemer door te betalen, omdat het UWV op grond van een gestelde, maar door de werkgever betwiste, nieuwe verplichting tot doorbetaling van loon tijdens ziekte dit loon verrekent met de WIA-uitkering waarop de werknemer recht krijgt als hij wegens ziekte uitvalt als gevolg van dezelfde oorzaak als waarvoor hij tijdens de wachttijd ziek was. Als de werkgever het loon dan niet door zou betalen, zou de werknemer zonder inkomen zitten.

Overigens herhaalt de Centrale Raad van Beroep nog eens het standpunt dat hij reeds heeft ingenomen in zijn uitspraak van 21 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1757, waarin de Raad had geoordeeld dat de vraag of een nieuwe loondoorbetalingsverplichting bij ziekte kan worden aangenomen op grond van het feit dat de verrichte werkzaamheden als nieuwe bedongen arbeid zijn aan te merken, dient te worden beantwoord in het teken van de jurisprudentie van de Hoge Raad over de uitleg van overeenkomsten. De uitleg van deze afspraken moet dan plaatsvinden aan de hand van de maatstaf die de Hoge Raad al in zijn Haviltex-arrest van 13 maart 1981 heeft vastgelegd. Volgens dat arrest komt het bij de uitleg van een overeenkomst niet aan op de taalkundige betekenis van de tekst van de overeenkomst maar op de zin die partijen daarbij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. 

Met deze uitspraak heeft de Centrale Raad van Beroep het standpunt gediskwalificeerd dat het UWV in de praktijk inneemt, volgens welk standpunt nieuwe bedongen arbeid (en dus een nieuwe loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte) kan zijn ontstaan als de verrichte werkzaamheden gedurende niet te korte tijd zijn verricht en de aard van de verrichte werkzaamheden tussen partijen niet meer ter discussie stond.

In zijn uitspraak van 25 maart 2015 zegt de Centrale Raad van Beroep daarover letterlijk:

"Het nader ter zitting toegelichte betoog van het UWV, dat in de situatie van appellante en werkneemster op grond van het enkele feit dat gedurende langere tijd passende werkzaamheden zijn verricht sprake is van nieuw bedongen arbeid, wordt verworpen. Dit betoog staat haaks op het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2011 (Kummeling/Oskam, ECLI:NL:HR:2011:BQ8134), waaruit moet worden afgeleid dat alleen het gedurende langere tijd verrichten van andere dan de bedongen arbeid juist onvoldoende is om aan te nemen dat een werknemer bij een nieuwe uitval wegens ziekte een aanspraak op doorbetaling kan ontlenen aan artikel 7:629, eerste lid, van het B.W.”