Stukloonnorm dagbladbezorging

Jaar en kwartaal
2018, 1e kwartaal
Nummer
3

Bronnen:



Bij de wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Staatsblad 2017, nummer 24) is de wettelijke regeling ter zake van minimumloon bij stukloon ("niet naar tijdsruimte vastgesteld loon”) gewijzigd. Deze gewijzigde regeling is op 1 januari 2018 in werking getreden. 

Ten aanzien van stukloon voorzag de wet in artikel 12 lid 4 WML aanvankelijk in een regeling die bepaalde dat bij stukloon het minimumloon werd berekend op basis van de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering van de verrichte arbeid was gemoeid (artikel 12 lid 6 WML). Deze regeling bemoeilijkte de handhaving van de WML, omdat het daardoor moeilijk is aan te tonen dat (en zo ja hoeveel) op individueel niveau onderbetaald wordt. Dat was immers afhankelijk van een in een concreet geval moeilijk vast te stellen norm ("de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering van de verrichte arbeid is gemoeid”).

Het wetsvoorstel voorzag aanvankelijk slechts in een wijziging waardoor het minimumloon toch zou moeten worden berekend op basis van de daadwerkelijk bestede tijd. Afspraken over stukloon zouden daarbij nog wel rechtsgeldig zijn maar slechts effectief zijn voor zover zij uitgaan boven het minimumloon, berekend op basis van de daadwerkelijk bestede tijd. Die bepaling werd door de Tweede Kamer onwerkbaar geacht voor specifieke werkzaamheden zoals het bezorgen van folders en dagbladen. De Tweede Kamer had daarom een amendement aangenomen, waardoor van de betreffende bepaling in de wet kan worden afgeweken in situaties waarbij de werknemer een zekere mate van vrijheid heeft om de werkzaamheden zelf in te richten in combinatie met de omstandigheid dat de werkgever niet of moeilijk toezicht kan houden op die werkzaamheden. Het amendement hield in dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek van de Stichting van de Arbeid bepaalde werkzaamheden in een bedrijfstak kan aanwijzen waarvoor, als voorheen, het minimumloon wordt berekend op basis van "de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering van de te verrichten werkzaamheden is gemoeid” (de zogenaamde stukloonnorm) (artikel 12a WML). Als een dergelijke aanwijzing door de Minister heeft plaatsgevonden kan de werkgever met de werknemer overeenkomen dat voor de betreffende werkzaamheden de stukloonnorm geldt (artikel 12b WML). 

Aan de totstandkoming van een aanwijzing door de Minister moet de vaststelling van een stukloonnorm voor de betreffende werkzaamheden voorafgaan. Die stukloonnorm moet worden vastgesteld door de Stichting van de Arbeid, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties zijn verenigd. Op grond van de bepaling van artikel 12a lid 3 en 4 WML heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid echter de Regeling voorwaarden en publicatie stukloonnorm getroffen. Deze regeling geeft de Minister de mogelijkheid om op verzoek van uitsluitend de werkgeversorganisaties werkzaamheden aan te wijzen waarvoor een stukloonnorm geldt, waarbij de stukloonnorm vastgesteld is door een commissie van deskundigen. Die mogelijkheid kan de Minister gebruiken indiende werknemersorganisaties weigeren mee te werken aan een gezamenlijk verzoek aan de Minister om tot aanwijzing van een stukloonnorm over te gaan op gronden die geen verband houden met de stukloonnorm op zich.

Inmiddels is de eerste stukloonnorm door de Minister aangewezen, op gezamenlijk verzoek van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Het betreft de stukloonnorm voor dagbladbezorgers, de groep waarvoor de uitzondering in de wet ook in eerste instantie was opgenomen.

In een besluit van 15 december 2017 wijst de Minister als werkzaamheden waarvoor op grond van artikel 12a lid 1 van de WML een stukloonnorm geldt aan: "het bezorgen van dagbladen en gerelateerde uitgeef producten bij abonnees of losse verkooppunten, met uitzondering van nabezorging”. Over die nabezorging vermeldt de Minister in de toelichting dat die sterk afwijkt van de reguliere bezorgtaak en doorgaans niet wordt verzorgd door de dagbladbezorgers, maar door de depothouders/distributeurs. Ook werkzaamheden ter zake van het insteken van bijlagen maken geen onderdeel uit van de stukloonnorm. Deze werkzaamheden worden eventueel afzonderlijk vergoed.

In de toelichting stelt de Minister dat de dagbladbezorgers doorgaans werkzaam is op basis van een overeenkomst van opdracht, omdat een gezagsverhouding ontbreekt. De dagbladbezorgers zijn vrij in de inrichting van hun werkzaamheden en kunnen bijvoorbeeld zelf het tijdstip of de tijdstippen kiezen waarop de werkzaamheden worden verricht en ook de duur van de werkzaamheden zelf bepalen. De opdrachtgever heeft daar maar beperkt zicht op. Voor de opdrachtgever is het daardoor praktisch ondoenlijk om bij te houden hoeveel uur elke dagbladbezorgers heeft gewerkt.

De stukloonnorm zelf is gepubliceerd op de website van de Stichting van de Arbeid. De in een concreet geval geldende norm is een combinatie van:
  • deaanrijdtijd: van het depot/distributiepunt naar de eerste abonnee;
  • de stoptijd: het totale aantal stops maal de benodigde tijd per stop, afhankelijk van de gemiddelde afstand tussen twee stops)\;
  • dewijktijd: de benodigde tijd voor de route die de bezorger in de wijk moet afleggen, afhankelijk van de gemiddelde afstand tussen twee stops.
De stukloonnorm voor elke wijk wordt jaarlijks door de opdrachtgevers herijkt aan de hand van de actuele stukloonnorm. Ook vindt halfjaarlijks indexatie plaats, zoals bij het wettelijk minimumloon.