Wijziging van enkele belastingwetten en enige
andere wetten (Belastingplan 2009), artikel XXIV en XXV, wetsontwerp 31704
De wettelijke regeling (in de artikelen 6:1 e.v. van de Wet arbeid en
zorg) van het ouderschapsverlof wordt uitgebreid.
Het recht op ouderschapsverlof geldt voor de werknemer die
als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot een kind en de werknemer
die blijkens een gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de
"basisadministratie persoonsgegevens" op hetzelfde adres woont als
een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op
zich heeft genomen. In geval van geboorte van een meerling of gelijktijdige
adoptie van meerdere kinderen, bestaat het recht op ouderschapsverlof ten
aanzien van elk van die kinderen.
Het verlof bedraagt op dit moment dertien weken die dienen
te worden opgenomen in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden.
Dit wordt verdubbeld tot een verlof van ten hoogste 26 weken in een
aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden. Het aantal uren verlof
bedraagt daarbij ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week. De werknemer
kan echter met instemming van de werkgever ook kiezen voor een full-time verlof
van zes maanden of voor het uitsmeren van het verlof over een periode langer
dan twaalf maanden dan wel over zes perioden van een maand.
De overige voorwaarden blijven ongewijzigd, dat wil zeggen:
Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken
gelegen na de datum waarop het kind acht jaar oud is geworden. Het recht
bestaat slechts indien de dienstbetrekking in Nederland wordt vervuld en deze
ten minste een jaar heeft geduurd.
De werknemer moet het voornemen om verlof op te
nemen ten minste twee maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof
schriftelijk aan de werkgever melden onder opgave van de periode, het aantal
uren en de spreiding daarvan over de week.
De tijdstippen van ingang en einde van het
verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van
het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.
De werkgever is verplicht in te stemmen met een
verzoek van de werknemer om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten
op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich
hiertegen verzetten.
De werkgever behoeft aan het verzoek niet met
ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek.
De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de spreiding van de uren over de
week op grond van gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip
van ingang van het verlof.
Het ouderschapsverlof wordt opgeschort en gaat
dus nog niet in, als de werknemer bij aanvang van het verlof ziek is.
Tijdens het ouderschapsverlof heeft de werknemer
in beginsel het recht zijn eigen functie te blijven uitoefenen. Van de
werkgever wordt gevergd daartoe desnoods aanpassingen in de organisatie van de
werkzaamheden aan te brengen. Alleen in geval van zakelijke en zwaarwichtige
redenen kunnen aan de werknemer tijdens het ouderschapsverlof tijdelijk
andere werkzaamheden worden opgedragen.
Achtergrond van de wijziging is de wens van de regering om
ouders in de gelegenheid te stellen desgewenst zelf gedurende een langere
periode de zorg voor hun kind op zich te nemen.
De gewijzigde regeling gaat gelden voor werknemers die vanaf
1 januari 2009 gebruik gaan maken van het ouderschapsverlof.
Tevens wordt de ouderschapsverlofkorting vanaf 1 januari
2009 ook toegepast als de werknemer voor de voorziening in het inkomen tijdens
het ouderschapsverlof geen gebruik maakt van de levensloopregeling.
Het wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!