Bronnen
Met de inwerkingtreding van de Wet aanpakschijnconstructies
is een ketenaansprakelijkheid ingevoerd voor het geval arbeid in dienst van een
werkgever wordt verricht ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of overeenkomst
van aanneming van werk. De opdrachtgever van de werkgever is daardoor
hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van het aan de werknemer
verschuldigde loon, tenzij hij aannemelijk maakt dat het niet betalen van het
loon hem, gelet op de omstandigheden van het geval, niet kan worden verweten
(artikel 7:616a B.W.). Ook elke naast hogere opdrachtgever kan tot betaling van
dat loon worden aangesproken, indien een vordering wegens hoofdelijke
aansprakelijkheid tegen de naast lagere opdrachtgever niet tot betaling van het
loon leidt (artikel 7:616b B.W.). De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt niet
voor een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep
of bedrijf (artikel 7:616a lid 3 B.W. en artikel 7:616b lid 6 B.W.).
Buiten de ketenaansprakelijkheid viel arbeid die wordt
verricht ter uitvoering van een overeenkomst tot het (doen) vervoeren van
goederen over de weg, omdat destijds vanwege complexiteit van de vervoersector
en van internationale wetgeving nader onderzoek nodig was. Inmiddels is de
regering tot de conclusie gekomen dat de introductie van de ketenaansprakelijkheid
voor de vervoerovereenkomst mogelijk is. Daarom stelt de regering in een
wetsvoorstel voor de ketenaansprakelijkheid uit te breiden tot de overeenkomst
van goederenvervoer als bedoeld in artikel 8:1090 B.W. en de overeenkomst tot
het doen vervoeren van goederen als bedoeld in artikel 8:60 B.W.