Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst bij laag uurtarief

Jaar en kwartaal
2023, 4e kwartaal
Nummer
1
De regering heeft in het kader van internetconsultatie een wetsvoorstel gepubliceerd dat als doel heeft om duidelijker te maken wanneer een arbeidsverhouding een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet is en wanneer niet. Met name moet duidelijker worden geregeld wanneer er sprake van is dat de arbeidskracht "in dienst van” de opdrachtgever werkt (de gezagsverhouding). 

Daartoe wil de regering drie hoofdelementen opnemen in de wet. In een algemene maatregel van bestuur wil de regering een limitatieve opsomming opnemen van indicaties die de hoofelementen inkleuren. De regering wil daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande jurisprudentie en ziet de nieuwe wet- en regelgeving als het comprimeren en vertalen van bestaande indicaties naar drie hoofdelementen. Alle feiten en omstandigheden die meewegen bij de beoordeling van een arbeidsverhouding moeten onder de drie hoofdelementen onder te brengen zijn. 

De drie hoofdelementen zijn:
  • A.      werkinhoudelijke aansturing
  • B.      organisatorische inbedding
  • C.      eigen rekening en risico
  • C+     aanvullend: of de arbeidskracht zich in het economisch verkeer doorgaans als ondernemer dan wel als werknemer met betrekking tot vergelijkbare werkzaamheden 
Alleen als er sprake is van één van de hoofdelementen A (werkinhoudelijke aansturing) of B (organisatorische inbedding) kan er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.  

Als geen sprake is van één van de hoofdelementen A of B, dan is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Contra-indicaties (C) zijn dan niet van belang. 

De contra-indicaties (C), in de vorm van indicaties die wijzen op het werken voor eigen rekening en risico, zijn dus alleen van belang als er indicaties zijn voor één van de hoofdelementen A (werkinhoudelijke aansturing) of B (organisatorische inbedding). Deze dienen dan te worden bezien in samenhang met, c.q. te worden afgewogen tegen de contra-indicaties (C). Alleen als er een evenwicht is tussen enerzijds de indicaties voor één van de hoofdelementen A (werkinhoudelijke aansturing) of B (organisatorische inbedding) en anderzijds de contra-indicaties (C), is van belang of de arbeidskracht zich in het economisch verkeer (buiten de arbeidsverhouding) doorgaans als ondernemer dan wel als werknemer met betrekking tot vergelijkbare werkzaamheden (C+ indicaties). 

Verder wordt in de wet een rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst opgenomen waarop de arbeidskracht een beroep kan doen als hij, na aftrek van kosten en rekening houdend met indirecte uren. werkzaam is beneden een uurtarief van € 32,24. Als de arbeidskracht aan kan tonen dat zijn uurtarief lager is, is het aan de opdrachtgever om te bewijzen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. 

De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is door de regering voorzien per 1 juli 2025. Omdat de regering stelt dat slechts in de wet wordt vastgelegd wat ook nu al geldend recht is, wordt geen overgangsrecht getroffen. 

De Belastingdienst zal uiterlijk per 1 januari 2025 ook weer gaan handhaven en dus naheffingen opleggen als wordt vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst zonder dat loonheffing, premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet zijn afgedragen.

Verder lezen?

De bovenstaande tekst is een beknopte versie van het artikel. De volledige inhoud van dit artikel is alleen toegankelijk voor deelnemers aan het arbeidsrecht abonnement© met een plus abonnement of top abonnement. U kunt hieronder inloggen om het artikel te lezen.

Via dit formulier kunt u zich aanmelden voor het arbeidsrecht abonnement© of kunt u uw bestaande abonnementsvorm wijzigen.

Indien u deelnemer aan het arbeidsrecht abonnement© bent, kunt u hieronder inloggen om het artikel te lezen.