Verlenging voor bepaalde tijd van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die door de werknemer is opgezegd

Jaar en kwartaal
2014, 1e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • artikel 7:667 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek
  • Beleidsregels ontslagtaak UWV, hoofdstuk 32, paragraaf 2 onder c.
  • Hoge Raad 20 december 2013, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2013:2127



Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan onder bepaalde omstandigheden voor bepaalde tijd worden voortgezet, zonder dat vereist is dat eerst een tussenpoos van meer dan drie maanden in acht wordt genomen. De voorwaarden waaronder dit mogelijk is zijn opgenomen in de bepaling van artikel 7:667 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek: de zogenaamde "Ragetlie-regel”. Deze regel bevat de wettelijke vastlegging van een arrest van de Hoge Raad uit 1986 in de zaak tussen de heer Ragetlie en de SLM (Surinaamse Luchtvaartmaatschappij). De Ragetlie-regel houdt in dat, indien een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet van rechtswege eindigt maar moet worden opgezegd (in welk geval de werkgever een ontslagvergunning nodig heeft), behalve als de eerdere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is geëindigd.

De problematiek ter zake van het voor bepaalde tijd voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd speelt met name indien werkgever en werknemer willen afspreken dat de werknemer doorwerkt na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Om te voorkomen dat bij ziekte het loon tijdens ziekte maximaal 104 weken lang moet worden doorbetaald terwijl dit risico in de praktijk niet verzekerd is en om te voorkomen dat voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd vereist is dat de werkgever aantoont dat de werknemer niet meer voldoende functioneert (N.B.: het beëindigen van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van een latere leeftijd is volgens de wet leeftijdsdiscriminatie), is het voor de werkgever van belang dat de arbeidsovereenkomst op enig moment van rechtswege eindigt. Een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst of ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter is dan dus vereist.

Rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vereist een ontslagvergunning van het UWV. Het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is op zichzelf voldoende reden voor het UWV om een ontslagvergunning te verlenen, maar niet als blijkt dat het de bedoeling is dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd voor bepaalde tijd wordt voortgezet. Het UWV verleent de ontslagvergunning alleen als daardoor een oudere werknemer op de arbeidsmarkt plaats maakt voor een jongere werknemer (zie: Beleidsregels ontslagtaak UWV, hoofdstuk 32, paragraaf 2 onder c).

Of de kantonrechter bereid zal zijn de arbeidsovereenkomst te ontbinden als deze daarna voor bepaalde tijd wordt voortgezet, is in het licht van het standpunt van het UWV hoogst onzeker.

De mogelijkheid die voor de werkgever nog resteert is om de werknemer er toe te bewegen de arbeidsovereenkomst zelf op te zeggen. In een arrest van 20 december 2013 heeft de Hoge Raad echter bepaald dat opzegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door de werknemer niet tot gevolg heeft dat de daaropvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder opzegging (en dus zonder ontslagvergunning) eindigt. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetsgeschiedenis dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontslagbescherming voor de werknemer moet hebben gegolden. Met deze ratio van de wettelijke bepaling strookt het volgens de Hoge Raad dat een opzegging door de werknemer niet te gelden heeft als een rechtsgeldige opzegging in de zin van de wettelijke bepaling. Volgens de Hoge Raad is het niet anders dan bij een beëindiging met wederzijds goedvinden, omdat in beide gevallen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst berust op een daarop gerichte verklaring van de werknemer.

Het arrest van de Hoge Raad betekent dat werkgevers nu na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd de arbeidsovereenkomst dienen te beëindigen en dan pas na meer dan drie maanden weer een arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer kunnen aangaan die voor bepaalde tijd geldt en waarvan het beëindigen geen opzegging behoeft.

Het probleem dat aldus voor de werkgever ontstaat wordt echter opgelost bij invoering van de Wet werk en zekerheid. Na invoering van deze wet is het zo dat:

  • de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is voortgezet zonder opzegging eindigt, indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan op of na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (artikel 7:677 lid 4 (nieuw));
  • voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen redelijke grond vereist is, indien opzegging plaatsvindt tegen een dag die gelegen is na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (artikel 7:669 lid 3 B.W. (nieuw));
  • de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd zonder dat voorafgaande toetsing heeft plaatsgevonden, indien opzegging plaatsvindt tegen een dag die gelegen is na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (artikel 7:671 lid 1 onder f B.W. (nieuw));
  • geen transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst eindigt in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of na het bereiken van die leeftijd (artikel 7:673 lid 7 onder b B.W. (nieuw));
  • het opzegverbod wegens ziekte niet geldt in geval van opzegging op of na de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (artikel 7:670a lid 2 onder e B.W. (nieuw)).