“Voorgekookt” faillissement in verband met doorstart van onderneming zonder verplichte overname van personeel (prepack)
Jaar en kwartaal
2017, 3e kwartaal
Nummer
2
Bronnen:
Verzoek om een prejudiciële beslissing van de
rechtbank Midden-Nederland aan het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22
februari 2016 in de zaak FNV/Smallsteps 24 februari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:954
Conclusie van Advocaat-Generaal P. Mengozzi van
29 maart 2017, ECLI:EU:C:2017:241
Arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie
van 22 juni 2017, zaak C-126/16 (FNV/Smallsteps), ECLI:EU:C:2017:489
Persbericht van Hof van Justitie van de Europese
Unie van 22 juni 2017
Wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet in
verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter
bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting
van de kansen op voorzetting van een onderneming of van een doorstart van
rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I), nummer 34218
De verplichting om bij een overgang van onderneming als
verkrijger van die onderneming de rechten en verplichtingen over te nemen van
de werknemers die op het tijdstip van overgang van die onderneming in dienst
zijn van de werkgever (artikel 7:663 B.W.) geldt niet als de werkgever in staat
van faillissement is verklaard (artikel 7:666 lid 1 onder a B.W.).[1]
Dat heeft tot gevolg dat de mogelijkheid van een
faillissement gevolgd door een doorstart van de onderneming na het sluiten van
een overeenkomst met de curator omtrent uit de faillissementsboedel over te
nemen goederen in de ogen van werkgevers soms de voorkeur verdient boven een
reorganisatie waarbij werknemers moeten worden ontslagen wegens het vervallen van
arbeidsplaatsen op bedrijfseconomische gronden (artikel 7:669 lid 3 onder a
B.W.). In dat geval is de werkgever immers bij de keuze van de voor ontslag
voor te dragen werknemers gebonden aan het afspiegelingsbeginsel (artikel 11
Ontslagregeling) en moet aan de werknemers in beginsel een transitievergoeding
worden betaald (artikel 7:673 B.W.). In geval van faillissement gevolgd door
een doorstart van de onderneming is de nieuwe werkgever vrij om te bepalen of
aan ex-werknemers van de gefailleerde werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst
wordt aangeboden en zo ja aan welke ex-werknemers en tegen welke voorwaarden.
Ook is de gefailleerde werkgever geen transitievergoeding verschuldigd (artikel
7:673c B.W.).
Wel zal de nieuwe werkgever er rekening mee moeten houden
dat hij bij de vraag of de aan te bieden arbeidsovereenkomst nog voor bepaalde
tijd kan worden aangegaan gezien wordt als opvolgend werkgever (artikel 7:667
lid 5 B.W.). Dat betekent dat alleen nog een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd mogelijk is als ook de vorige werkgever die mogelijkheid zou hebben gehad.
In de praktijk zal de arbeidsovereenkomst vaak voor onbepaalde tijd moeten
worden aangegaan. Als de nieuwe werkgever een werknemer in dienst neemt die
voorheen bij de gefailleerde werkgever heeft gewerkt, moet voor het bepalen van
het recht op of de hoogte van de transitievergoeding ook rekening worden
gehouden met de diensttijd die bij de vorige werkgever is doorgemaakt (artikel
7:673 lid 4 B.W.). De te betalen transitievergoeding zal dan hoger zijn.
Om deze arbeidsrechtelijke voordelen van een faillissement
gevolgd door een doorstart van de onderneming te kunnen genieten, moet de
nieuwe werkgever wel afwachten of de faillissementscurator bereid is met hem
een overeenkomst te sluiten waardoor hij de noodzakelijke bestanddelen van de
faillissementsboedel kan overnemen, respectievelijk om dat te doen tegen voor
de nieuwe werkgever aanvaardbare voorwaarden. Aan deze onzekerheid kan in de
praktijk soms een einde worden gemaakt, doordat sommige rechtbanken bereid zijn
om op voorhand aan te geven welke persoon als curator zou worden benoemd als
het tot een faillissementsaanvraag van de werkgever zou komen. De mogelijkheid
om in stilte het faillissement van de onderneming en de doorstart daarvan voor
te bereiden zou leiden tot behoud van een groter deel van de werkgelegenheid,
hetgeen voor een aantal rechtbanken (acht van de elf) reden is om aan deze
constructie (die bekend staat als de "prepack”) mee te werken. Bij de Eerste
Kamer is inmiddels een wetsvoorstel (Wet continuïteit ondernemingen I)
aanhangig waarin de prepack wettelijk wordt geregeld. Na het zomerreces wordt
de behandeling van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer voortgezet.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een arrest
gewezen over de vraag of de overgang van een onderneming in een faillissement
dat is uitgesproken in het kader van een prepack al dan niet valt onder de
werking van de Europese Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende
het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen,
vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB 2001, L 82, blz.
16). Deze Europese Richtlijn ligt ten grondslag aan de artikelen 7:662 e.v.
B.W. inzake de overgang van onderneming en de Nederlandse wet moet aan deze
Richtlijn, zoals die wordt uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese
Unie, voldoen.
Aan het Hof van Justitie was een prejudiciële vraag gesteld
door de rechtbank Midden-Nederland. Deze rechtbank moest op verzoek van een
aantal werkneemsters en van het FNV oordelen over een prepack die had geleid
tot het faillissement van het grootste kinderopvangbedrijf in Nederland, Estro
Groep B.V., met 380 vestigingen en ongeveer 3600 werknemers. Toen Estro Groep
B.V. voorzag dat zij op termijn niet meer aan haar betalingsverplichtingen zou
kunnen voldoen, heeft zij op 5 juni 2014 aan de rechtbank Amsterdam gevraagd om
een beoogd curator aan te stellen, die vervolgens op 10 juni 2014 is benoemd.
Op 20 juni 2014 is Smallsteps B.V. opgericht om als door startende onderneming
voor rekening van een investeringsmaatschappij (een zustervennootschap van de
belangrijkste aandeelhouder van Estro Groep B.V.) een groot deel van de
kinderopvangbedrijven van Estro Groep B.V. over te nemen. Op 5 juli 2014 werd
het faillissement van Estro Groep B.V. nog diezelfde dag werd tussen de curator
en Smallsteps B.V. een overeenkomst gesloten, waarbij Smallsteps B.V. 243 van
de 380 kinderopvangbedrijven van Estro Groep B.V. heeft overgenomen. Op 7 juli
2014 zijn alle werknemers van Estro Groep B.V. door de curator ontslagen.
Smallsteps B.V. heeft vervolgens aan ongeveer 2600 van de ongeveer 3600
voormalige werknemers van Estro Groep B.V. een nieuwe arbeidsovereenkomst
aangeboden.
Het FNV en vier niet overgenomen werkneemsters zijn
vervolgens een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland gestart, waarbij zij
zich hebben beroepen op de bescherming van de Europese Richtlijn. De rechtbank
heeft daarna prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie, die er toe
strekken om van het Hof van Justitie te vernemen of de Europese Richtlijn al
dan niet van toepassing is op de overgang van een onderneming na een faillietverklaring
in de context van een vooraf voorbereide en onmiddellijk na het faillissement
uitgevoerde pre-pack onder toezicht van een door de rechtbank aangestelde
"beoogd curator”. De Richtlijn kent in artikel 5 lid 1 een uitzondering kent
voor "faillissementsprocedures of andere soortgelijke procedures met het oog op
de liquidatie van het vermogen van de werkgever onder toezicht van een bevoegde
overheidsinstantie, die een door een overheidsinstantie gemachtigde curator mag
zijn”. De vraag is of die uitzondering van toepassing is.
Het Hof van Justitie oordeelt dat dit niet het geval is,
zodat de bescherming van de Europese Richtlijn van toepassing blijft.
Naar de mening van het Hof van Justitie voldoet een
procedure die de voortzetting van de activiteit van de betrokken onderneming
beoogt niet aan de eis dat de faillissementsprocedure of andere soortgelijke
procedure gericht is op de liquidatie van het vermogen van de werkgever. Dat
deze procedure tevens gericht kan zijn op een zo hoog mogelijke uitbetaling aan
de schuldeisers, doet daaraan volgens het Hof van Justitie niet af.
Ook is het Hof van Justitie van mening dat de transactie
niet is uitgevoerd onder toezicht van de rechtbank, aangezien de beoogd curator
en de beoogd rechter-commissaris formeel over geen enkele bevoegdheid
beschikken omdat voor de procedure een grondslag in de wet ontbreekt. Het feit
dat de curator onmiddellijk na het faillissement aan de rechter-commissaris
toestemming vraagt en krijgt voor de overdracht van de onderneming, toont
volgens het Hof van Justitie aan dat de rechter-commissaris al vóór de
faillietverklaring was geïnformeerd en dat deze al vóór de faillietverklaring
zijn instemming heeft gegeven. Een dergelijke wijze van toezicht houden holt
volgens het Hof Justitie de faillissementsprocedure grotendeels uit.
Het feit dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de
bescherming van de Europese Richtlijn blijft gelden, zou tot gevolg moeten
hebben dat de werkneemsters loonbetaling kunnen vorderen van Smallsteps B.V. De
rechtbank Midden-Nederland moet daar nog uitspraak over doen.
Als het wetsvoorstel dat bij de Eerste Kamer aanhangig is
tot wet wordt verheven, zal het bezwaar van het Hof van Justitie inzake het
ontbreken van het door de Richtlijn vereiste wettelijk toezicht vervallen.
Tegelijkertijd blijft echter het bezwaar van het Hof van Justitie bestaan dat
de procedure niet gericht is op de liquidatie van de onderneming, maar op de
voortzetting van de onderneming. Het is daarom zeer de vraag of het
wetsvoorstel überhaupt wet kan worden.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!