In brieven aan de Tweede Kamer van 24 en 26 juni 2019 hebben
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van
Financiën meer duidelijkheid gegeven over hun plannen om te komen tot wetgeving
op het gebied van bestrijding van schijnzelfstandigheid.
Na de afschaffing van de VAR (verklaring arbeidsrelatie) bij
de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties ("wet DBA”) is een vacuüm in de
handhaving ontstaan doordat de wet DBA niet functioneerde. De bedoeling van de
wetgever was dat opdrachtgevers zekerheid zouden kunnen krijgen voor wat
betreft het achterwege blijven van naheffing van loonheffing en premies
werknemersverzekeringen als zij zouden werken volgens model-overeenkomsten die
door de belastingdienst zouden zijn goedgekeurd. Opdrachtgevers bleken hieraan
niet voldoende vertrouwen te ontlenen dat zij ook daadwerkelijk gevrijwaard
zouden blijven van naheffing en gingen er op grote schaal toe over om
opdrachten aan zzp’ers te beëindigen of niet opnieuw af te sluiten, waarvan met
name ook zelfstandigen de dupe werden die waarschijnlijk als echte
zelfstandigen te beschouwen zouden zijn. De regering zag zich toen gedwongen
een "handhavingsmoratorium” af te kondigen, waardoor opdrachtgevers zich
gevrijwaard konden weten van naheffing van loonheffing en premies
werknemersverzekeringen. Nog steeds in afwachting van nieuwe wetgevende
maatregelen ter bestrijding van schijnzelfstandigheid is dat
handhavingsmoratorium tot nu toe steeds verlengd.
In het regeerakkoord had de regering de volgende maatregelen
opgenomen:
onderkant van de arbeidsmarkt:
Als een zelfstandige met een
laag tarief langer dan voor drie maanden zou worden ingehuurd of als een
zelfstandige met een laag tarief zou worden ingehuurd voor reguliere
bedrijfsactiviteiten, dan zou de rechtsverhouding moeten worden gezien als een
arbeidsovereenkomst (de zogenaamde arbeidsovereenkomst met laag tarief, ALT).
De ondergrens zou komen te liggen bij € 15 - € 18 per uur, hetgeen zou
overeenkomen met 125% van het minimumloon of met de laagste loonschalen in de
CAO.
bovenkant van de arbeidsmarkt:
Als een zelfstandige met een
hoog tarief zou worden ingehuurd voor werkzaamheden korter dan een jaar of als
een zelfstandige met een hoog tarief zou worden ingehuurd voor andere dan
reguliere bedrijfsactiviteiten dan zouden de opdrachtgever en de zelfstandige
er zelf voor kunnen kiezen om geen loonheffing en geen premies
werknemersverzekeringen in te houden en af te dragen ("opt-out”). De bovengrens
zou komen te liggen bij € 75 per uur.
tussen de onderkant en de bovenkant:
Voor zelfstandigen die boven
het lage tarief werken zou een "opdrachtgeversverklaring” worden ingevoerd
die bij de inhuur van zelfstandigen vooraf duidelijkheid en zekerheid zou geven
over het al dan niet bestaan van vrijwaring ten aanzien van de naheffing van loonheffing
en premies werknemersverzekeringen. Daarbij zou gebruik worden gemaakt van een
webmodule die opdrachtgevers zouden moeten invullen en waarbij zij vragen zouden
moeten beantwoorden.
In een brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 2019 deelt de
regering het volgende mede.
Maatregelen voor de onderkant van de arbeidsmarkt
Van het voornemen om arbeidsverhoudingen onder de ondergrens
aan te merken als een arbeidsovereenkomst (ALT), heeft de regering moeten
afzien omdat deze maatregelen zeer waarschijnlijk in strijd zouden zijn met de
vrijheid van vestiging als ondernemer binnen de Europese markt (artikel 49 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en met het vrije
verkeer van diensten binnen de Europese markt (artikel 56 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie). In plaats daarvan wil de regering
nu een minimumtarief van € 16 per uur invoeren. De maatregel moet voorkomen
dat zelfstandigen tegen een te laag tarief worden ingehuurd en dat
opdrachtgevers alleen voor de lagere kosten kiezen om te werken met
(schijn)zelfstandigen. Het minimumtarief moet bewerkstelligen dat de
zelfstandigen minstens een tarief ontvangen waarmee zij in hun noodzakelijke
levensbehoeften kunnen voorzien.
Volgens de regering is er minder kans dat een minimumtarief
strijdig is met het Europese recht. Om inbreuk te kunnen maken op de Europese dienstenrichtlijn
die van toepassing is op grensoverschrijdend werkende zelfstandigen, is vereist
dat die inbreuk noodzakelijk is in het kader van de openbare orde. De inbreuk
moet dan noodzakelijk, proportioneel en niet discriminatoir zijn. De noodzaak
ziet de regering in het grote risico op armoede onder zelfstandigen. De
maatregel is volgens de regering proportioneel omdat het minimumtarief niet
hoger wordt vastgesteld dan noodzakelijk is om armoede te voorkomen. En de
maatregel is niet discriminatoir omdat het minimumtarief zowel geldt voor
binnenlandse als buitenlandse dienstverrichters.
De in het regeerakkoord genoemde criteria betreffende
"reguliere bedrijfsactiviteiten” en "korte duur” komen te vervallen omdat zij
geen indicatie geven voor een risico op armoede. Particuliere opdrachtgevers
worden niet uitgezonderd omdat daarvoor, geredeneerd vanuit de noodzaak om
zelfstandigen te beschermen tegen armoede, geen reden bestaat.
Het minimumtarief is gebaseerd op:
het niveau van de bijstandsuitkering (2019: €
13.577 netto per jaar);
het verzekeren van (of reserveren voor) risico’s
van inkomensverlies door ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en
leegloop;
46 weken van 40 uur per week;
een gemiddeld percentage van 67% aan declarabele
uren;
Elke zelfstandige moet voorafgaand
aan de opdracht een inschatting maken van directe kosten en uren (offerte), die
in de vorm van een uren- en kostenoverzicht aan de opdrachtgever moet worden
overgelegd. Het is vervolgens de taak van de opdrachtgever om na te gaan of er
(naar verwachting) voldaan zal worden aan het minimumtarief. Indien achteraf
blijkt dat er meer directe kosten of meer directe uren zijn, is de zakelijke
(dus niet de particuliere) opdrachtgever verplicht tot bijbetaling. De
zelfstandige moet daartoe de directe kosten en uren per opdracht bijhouden en
na afloop aan de zakelijke opdrachtgever verstrekken. De verantwoordelijkheid
voor de juistheid van deze informatie ligt bij de zakelijke opdrachtgever. De
verantwoordelijkheid van particuliere opdrachtgevers is beperkt tot controle of
de uren die zijn vermeld in de offerte betaald worden tegen het minimumtarief.
Ook zelfstandigen met een (veel)
hoger uurtarief zullen op deze wijze moeten bijhouden wat hun uurtarief is.
Het afdwingen van de nakoming van
deze bepalingen geschiedt op civielrechtelijke wijze (door de zelfstandigen) en
op bestuursrechtelijke wijze (door de Inspectie SZW).
Nader uitgewerkt worden nog de
volgende onderwerpen:
het voorkomen van ontwijkingsmogelijkheden;
de samenhang met de toepasselijkheid van het
minimumloon voor bepaalde overeenkomsten van opdracht;
fictieve dienstbetrekkingen;
ketenaansprakelijkheid;
het uitzonderen van bepaalde groepen.
Maatregelen voor de bovenkant van de arbeidsmarkt
De maatregelen aan de bovenkant van de arbeidsmarkt zullen
inhouden dat er een opdrachtgeversverklaring komt die niet alleen zekerheid
geeft over de loonheffing en de heffing van de premies werknemersverzekeringen
maar (voor zo ver mogelijk) ook over de arbeidsrechtelijke gevolgen, de
pensioenverplichtingen en de CAO-bepalingen. Daardoor wordt de opdrachtgever
ook gevrijwaard van claims betreffende bijvoorbeeld loondoorbetaling tijdens
ziekte en betaling van pensioenpremies. De vrijwaring geldt niet voor de delen
van het arbeidsrecht die zijn gebaseerd op internationaal recht, zoals het
recht op vakantiedagen dat is gebaseerd op de Europese Arbeidstijdenrichtlijn.
Ook hier vervalt het criterium "reguliere
bedrijfsactiviteiten”, omdat dat nieuwe criterium tot veel onduidelijkheid zou
leiden.
Voor het gebruik van de zelfstandigenverklaring
(opdrachtgeversverklaring) is vereist dat:
in de overeenkomst van opdracht wordt opgenomen
dat partijen de bedoeling hebben om geen arbeidsovereenkomst te sluiten;
de arbeidsbeloning daadwerkelijk tenminste € 75
per uur bedraagt (gerekend naar het prijspeil van 2019);
de overeenkomst wordt aangegaan voor maximaal
een jaar (waarbij een samentellingsregeling zal gelden, die ook zal gelden voor
het geval van onderbreking met perioden korter dan zes maanden en voor het
geval opvolgende opdrachtgevers die behoren tot hetzelfde concern);
beide partijen de verklaring ondertekenen;
de zelfstandige in het handelsregister is
ingeschreven.
Handhaving geschiedt op civielrechtelijke wijze (door de
zelfstandige die kan stellen dat niet aan de voorwaarden is voldaan en een
beroep kan doen op arbeidsrechtelijke bescherming) en op bestuursrechtelijke
wijze (door de belastingdienst die loonheffing en premies
werknemersverzekeringen kan naheffen als niet aan de voorwaarden is voldaan).
Als niet aan de voorwaarden is voldaan zal sprake zijn van verzekeringsplicht
en recht op uitkering als sprake is van een dienstbetrekking.
Opdrachtgeversverklaring en webmodule
Er komt voor alle opdrachtgevers een
opdrachtgeversverklaring die vooraf zekerheid moet geven over het verschuldigd
zijn van loonheffing en premies werknemersverzekeringen. Daarbij wordt nog
onderzocht of deze zekerheid via een webmodule kan worden verkregen. De
webmodule zou op basis van wetgeving en jurisprudentie aan de hand van
antwoorden op een aantal vragen vooraf zekerheid moeten geven of al dan niet
buiten dienstbetrekking wordt gewerkt. De opdrachtgeversverklaring is alleen
geldig als de antwoorden op de vragen naar juistheid zijn gegeven en als in de
praktijk dienovereenkomstig wordt gewerkt. Het niet afgeven van een
opdrachtgeversverklaring betekent daarbij nog niet dat wel sprake is van een
dienstbetrekking.
Het gebruik van de opdrachtgeversverklaring is niet
verplicht. Als er al duidelijkheid is of al dan niet buiten dienstbetrekking
wordt gewerkt, bijvoorbeeld omdat de feiten duidelijk zijn, omdat gewerkt wordt
op basis van een door de belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst of
omdat overleg met de belastingdienst heeft plaatsgevonden, kan het gebruik van
de webmodule achterwege blijven.
De webmodule is gebaseerd op een database van jurisprudentie
omtrent de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst van de laatste tien jaar.
Aan de hand van vragenlijsten die zijn verzonden aan 50.000
opdrachtgevers zal bezien worden of een opgestelde lijst met vragen die bij
raadpleging van de webmodule zouden worden gesteld, kan worden beperkt. Op
basis daarvan zal een algoritme worden ontwikkeld en zal de opgestelde
beslisboom worden getest. Na de zomer moet blijken of de webmodule naar behoren
functioneert.
De regering deelt nog mede dat een concept voor een
wetsvoorstel met de maatregelen die getroffen worden voor de onderkant en de bovenkant
van de arbeidsmarkt op korte termijn zullen worden gepubliceerd in het kader
van internetconsultatie.
Uit de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid van 24 juni 2019 en uit de brief van de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën aan de
Tweede Kamer van 26 juni 2019 dat het handhavingsmoratorium wordt verlengd tot
1 januari 2021 maar dat vanaf 1 januari 2020 handhaving niet alleen mogelijk is
in geval van evidente kwaadwilligheid maar ook als opdrachtgevers aanwijzingen
van de belastingdienst niet binnen een redelijke termijn opvolgen.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!