Wetsvoorstel herziening Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Jaar en kwartaal
2016, 4e kwartaal
Nummer
8

Bronnen:

  • Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Tweede Kamer van 21 april 2016 betreffende "Oplossingen voor knelpunten op de arbeidsmarkt”, Tweede Kamer 2015-2016, 34351 nr. 17 en 29544
  • Voorstel van wet Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen, Tweede Kamer 2016-2017, 34573


Zoals eerder aangekondigd, onder meer in een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 21 april 2016, wil de regering komen tot een ingrijpende wijziging van de Wet op de minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML), omdat deze wet onvoldoende is ingericht op de bestuursrechtelijke handhaving van de naleving. Deze bestuursrechtelijke handhaving werd in 2007 ingevoerd met het oog op de invoering van het vrije verkeer van werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. Het ontbreken van eenduidige normen ten aanzien van (in het bijzonder) de normale arbeidsduur en stukloon, bieden ruimte voor onderbetaling en schijnconstructies. 

Op 13 oktober 2016 heeft de regering een wetsvoorstel tot herziening van de WML bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel voorziet met name in de navolgende wijzigingen.

wettelijk minimumjeugdloon
De regering wil de leeftijd waarop het wettelijk minimumloon ingaat stapsgewijs verlagen, eerst naar 22 jaar en daarna (als aanzienlijke negatieve effecten op de werkgelegenheid van jongeren uitblijven) naar 21 jaar. Het minimumjeugdloon van jongeren van 18, 19 en 20 jaar zal daarbij ook worden aangepast, als volgt: 

TABEL



Een en ander zal worden aangepast door aanpassing van het Besluit minimumjeugdloonregeling. Om te voorkomen dat de verhoging van het minimumjeugdloon leidt tot daling van het aantal leerwerkplekken voor werknemers die de beroepsbegeleidende leerweg in het middelbaar beroepsonderwijs volgen, wordt in artikel 8 WML een nieuw vierde lid opgenomen, op grond waarvan de regering bij algemene maatregel van bestuur voor deze werknemers een afzonderlijk percentage van het minimumloon als minimumjeugdloon kan vaststellen.

wettelijk minimumuurloon
Het wettelijk minimumloon wordt in de WML berekend op basis van een dag, een week of een maand. De hoogte van het minimumloon per uur is afhankelijk van de normale arbeidsduur. Het minimumloon per dag, week of maand wordt namelijk op grond van artikel 12 lid 1 WML naar evenredigheid verminderd als een werknemer minder werkt dan de normale arbeidsduur. 

In de brief van de Minister van 21 april 2016 was aangegeven dat de regering de mogelijkheid onderzoekt van invoering van een wettelijk minimumuurloon, omdat de handhaving daarvan makkelijker is en omdat het eerlijker en transparanter is. Het totale loon gedeeld door het aantal gewerkte uren zou dan in alle gevallen minimaal het wettelijk minimum uurloon moeten bedragen. Onderbetaling bij meerwerk zou dan makkelijker aan te pakken zijn. 

Het wettelijk minimumloonuurloon zou gebaseerd moeten worden op de gemiddelde normale arbeidsduur van werknemers die werkzaam zijn op het niveau van het wettelijk minimumloon (37,4 uur).

Door de introductie van een wettelijk minimumuurloon zouden werknemers met een relatief hoge normale arbeidsduur (bijvoorbeeld 40 uur per week) er op vooruit gaan en werknemers met een relatief lage normale arbeidsduur (bijvoorbeeld 36 uur per week) er op achteruit gaan. De regering wil niet dat uitkeringen die zijn gerelateerd aan het wettelijk minimumloon stijgen als gevolg van de invoering van een minimumuurloon. De regering had in de brief van 21 april 2016 al aangegeven dat daarom meer tijd nodig was om de gevolgen van de invoering van een wettelijk minimumuurloon in kaart te brengen, te bespreken met de sociale partners en tot een evenwichtige regeling te komen. Het wetsvoorstel bevat dan ook nog geen regeling ter zake van een wettelijk minimumuurloon.

meerwerk
In artikel 12 WML wordt een nieuwe bepaling opgenomen, op grond waarvan de werknemer bij arbeidsduur die korter dan wel langer is dan de normale arbeidsduur, recht heeft op een evenredige vermindering respectievelijk vermeerdering van het minimumloon. Indien de omvang van de arbeid niet is overeengekomen, wordt de feitelijke arbeidsduur aangemerkt als grondslag voor de berekening van het minimumloon. Als normale arbeidsduur kan daarbij niet een arbeidsduur in aanmerking worden genomen die meer dan 40 uur per week bedraagt.

In artikel 13a WML wordt een regeling opgenomen, waardoor het mogelijk wordt dat uren die meer gewerkt zijn dan de overeengekomen arbeidsduur niet worden uitbetaald, maar geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd in betaalde vrije tijd. Vereist is niet alleen dat dit vooraf met de werknemer schriftelijk is overeengekomen, maar ook dat compensatie in betaalde vrije tijd door de CAO mogelijk wordt gemaakt. Heeft compensatie in de vorm van extra vrije tijd niet plaatsgevonden uiterlijk vóór 1 juli van het jaar na het kalenderjaar waarin dit recht is ontstaan, dan moet na 1 juli girale uitbetaling plaatsvinden. De eis dat uitbetaling in de vorm van extra betaalde vrije tijd door een CAO mogelijk wordt gemaakt, zal niet gelden gedurende het eerste jaar na inwerkingtreding van de wetswijziging. Indien geen sprake is van een vast overeengekomen arbeidsduur, zoals bij een nulurencontract, dan kunnen alleen uren die een eventuele overeengekomen maximum arbeidsduur te boven gaan in aanmerking komen voor compensatie in de vorm van extra betaalde vrije tijd. 

stukloon
In geval van stukloon geldt het recht op minimumloon nu niet op basis van de normale arbeidsduur maar op basis van "de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering van de verrichte arbeid is gemoeid” (artikel 12 lid 4 WML). De werkgever dient daartoe een norm vast te stellen, bij gebreke waarvan de Inspectie SZW dat doet. Aan de hand van die norm wordt dan bepaald of de werknemer is uitbetaald op minimumloonniveau.

Deze regeling bemoeilijkt de handhaving van de WML, omdat het moeilijk is aan te tonen dat (en zo ja hoeveel) op individueel niveau onderbetaald wordt. In artikel 12 lid 6 WML wordt daarom nu geregeld dat de daadwerkelijk aan de uitvoering van de verrichte arbeid bestede tijd bepalend is voor het recht op minimumloon, indien het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld maar afhankelijk is van de uitkomsten van de verrichte arbeid. Betaling op basis van stukloon is dan nog steeds mogelijk, maar de werknemer dient dan wel tenminste het wettelijk minimumloon per tijdseenheid te ontvangen.

personenkring
Bij de Eerste Kamer is nog een wetsvoorstel aanhangig dat regelt dat personen die werken op basis van een overeenkomst van opdracht onder de werking van de WML worden gebracht, indien zij niet werkzaam zijn in de uitoefening van een beroep of bedrijf.