Wetsvoorstel inzake uitbreiding meldingsplicht bij collectief ontslag ingediend

Jaar en kwartaal
2011, 2e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • Antwoord van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2009 op vragen van het lid van de Tweede Kamer Vermeij (PvdA) over de omzeiling van ontslagregels door werkgevers
  • Antwoord van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 februari 2010 op vragen van de leden van de Tweede Kamer Vermeij (PvdA) en Bosma (PVV) betreffende een artikel in De Limburger over mogelijke ontslagroutes in Nederland
  • Voorstel van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte en ter bevordering van de naleving van deze wet (wetsontwerp nr. 32718)



De Wet melding collectief ontslag (WMCO) bepaalt in artikel 3 dat een werkgever die voornemens is om binnen een tijdvak van drie maanden de arbeidsovereenkomsten van ten minste twintig werknemers te doen eindigen, daarvan melding moet doen aan UWV WERKbedrijf en aan "de belanghebbende verenigingen van werknemers”.

Het gevolg van melding van collectief ontslag is dat de behandeling van de ontslagaanvraag door UWV WERKbedrijf een maand stil wordt gelegd (artikel 6 Wet melding collectief ontslag), welke maand bedoeld is voor overleg met de vakbonden over een sociaal plan. Indien de bonden daarmee instemmen kunnen de aanvragen overigens wel direct worden behandeld.

Bij de grens van twintig werknemers gaat het om het aantal werknemers waarvoor in een tijdvak van drie maanden aan UWV WERKbedrijf ontslagvergunningen worden aange-vraagd. Werknemers waarvoor aan de kantonrechters ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd tellen voor de berekening van het aantal werknemers van twintig mee als het er vijf of meer zijn. Werknemers waarmee de arbeidsovereenkomst op basis van wederzijds goedvinden wordt beëindigd tellen in de huidige wet niet mee.

Naar aanleiding van Kamervragen, heeft de regering besloten om een wetswijziging door te voeren waarbij ook werknemers die op andere wijze (met name met wederzijds goedvinden) worden ontslagen meetellen bij de berekening van het aantal van twintig werknemers. Het wetsvoorstel is op 30 maart 2011 bij de Tweede Kamer ingediend.

De WMCO wordt na de wetswijziging van toepassing op elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer. Het maakt daarbij geen verschil of sprake is van opzegging, ontbinding door de kantonrechter of beëindiging met wederzijds goedvinden. Daarentegen zijn van toepassing van de wet uitgezonderd de beëindiging van een arbeidsovereenkomst uitsluitend om redenen die de persoon van de werknemer betreffen (denk aan: disfunctioneren, verstoorde arbeidsverhouding, verwijtbare gedragingen) en de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd. De WMCO geldt niet voor arbeidsverhoudingen die geen arbeidsverhouding zijn in de zin van artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (in de praktijk met name: onderwijzend personeel en ambtenaren). 

Bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst ten gevolge van een faillissement of toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, hoeft geen melding van een collectief ontslag te worden gedaan. 

Bij de melding van het collectief ontslag moet de voorgenomen wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden vermeld.

Een nieuw artikel 5a bepaalt dat, behoudens een instemmende verklaring van de belanghebbende vakbonden, de arbeidsovereenkomst niet binnen één maand na de melding van het collectief ontslag kan worden opgezegd, door de rechter worden ontbonden of  "door middel van een beëindigingsovereenkomst” kan worden beëindigd. 

Voor wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter bepaalt een nieuw artikel 6a dat de kantonrechter zich er van moet vergewissen of het verzoek verband houdt met een voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst waarbij melding van collectief ontslag moet plaatsvinden. Bij het verzoekschrift moet dan een schriftelijke verklaring van het UWV WERKbedrijf zijn gevoegd waaruit blijkt dat aan de meldingsplicht is voldaan (behalve een uitnodiging tot raadpleging moet  blijkens de Memorie van Toelichting dan ook daadwerkelijk overleg hebben plaatsgevonden) dan wel een instemmingsverklaring van de belanghebbende vakbonden. Als dat niet het geval is kan de kantonrechter echter toch nog tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaan als de werkgever aannemelijk maakt dat de herplaatsing van de met ontslag bedreigde werknemers dan wel de werkgelegenheid van de overige werknemers in gevaar zou brengen. 

In de Memorie van Toelichting is gesteld dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zonder nader onderzoek kan ontbinden als partijen verklaren dat de WMCO niet van toepassing is. Het is daarom van belang om in verzoekschriften tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten wegens niet in de persoon van de werknemer gelegen redenen te vermelden dat de WCMO niet van toepassing is en er in "geregelde” zaken op toe te zien, dat de werknemer dat in zijn verweerschrift ontkent. Het verzoek kan dan gehonoreerd worden. De mogelijkheid bestaat dat binnen drie maanden daarna alsnog een zodanig aantal werknemers wordt ontslagen wegens niet in de persoon van de werknemer gelegen redenen en dat de WMCO met terugwerkende kracht alsnog op het verzoek van toepassing zou zijn geweest. Behoudens de mogelijkheid van herroeping wegens bedrog zal dan aan de beschikking van de kantonrechter gezag van gewijsde toekomen.

Voor wat betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst en de beëindiging met wederzijds goedvinden, bepaalt een nieuwe tekst van artikel 7 dat deze gedurende zes maanden door de werknemer te vernietigen zijn, indien de werkgever niet aan zijn verplichtingen tot melding van het collectief ontslag zou hebben voldaan. Bij opzegging is vernietiging volgens de Memorie van Toelichting niet aan de orde als voor de opzegging toestemming door het UWV WERKbedrijf is verleend. UWV WERKbedrijf kan ook thans al aanvragen voor ontslagvergunning in behandeling nemen zonder dat aan de meldingsplicht is voldaan indien de werkgever aannemelijk maakt dat toepassing van de voorschriften met zich mee zou brengen dat de herplaatsing van de met ontslag bedreigde werknemers dan wel de werkgelegenheid van de overige werknemers in gevaar zou brengen.

Tenslotte bepaalt een nieuw artikel 7a dat de werkgever niet eerder mag concluderen dat een belanghebbende vakbond niet heeft gereageerd op een verzoek tot raadpleging dan wanneer twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke uitnodiging daartoe is verzonden, tenzij de vakbond schriftelijk heeft aangegeven af te zien van raadpleging.