Wetsvoorstel transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid

Jaar en kwartaal
2017, 2e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • Voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid, Tweede Kamer 2016-2017, 34699 
Op 20 maart 2017 is bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel ingediend, dat regelt dat het UWV aan werkgevers de transitievergoeding vergoedt, die moet worden betaald aan werknemers die wegens langdurige arbeidsongeschiktheid worden ontslagen. 

Het wetsvoorstel regelt dat in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek een nieuw artikel 7:673e B.W. wordt ingevoerd.

De vergoeding wordt op verzoek van de werkgever verstrekt (artikel 7:673e lid 1 B.W.). Voorwaarde is dat de duur van het opzegverbod (als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 en lid 11 B.W.) is verstreken of dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op een moment waarop de werknemer door ziekte niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten. Vereist is verder dat een transitievergoeding verschuldigd was of verschuldigd zou zijn als de met wederzijds goedvinden geëindigde arbeidsovereenkomst zou zijn beëindigd door opzegging of ontbinding. 

De vergoeding wordt dus betaald, ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook bij een beëindiging met wederzijds goedvinden kan de vergoeding plaatsvinden, ondanks dat dan de transitievergoeding formeel niet verschuldigd is. Het moet dan wel gaan om een beëindiging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werkgever moet dat aannemelijk maken. Zo nodig kan de bedrijfsarts daartoe gevraagd worden om een verklaring af te leggen.

Het door het UWV te vergoeden bedrag is niet hoger dan (artikel 7:673e lid 2 B.W.):
  • het bedrag van de verstrekte vergoeding;
  • het bedrag van de transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn op de dag waarop het tijdvak eindigt waarin de werkgever loon tijdens ziekte aan de werknemer is verschuldigd;N.B.: indien de werkgever langer loon tijdens ziekte is verschuldigd omdat het UWV een loonsanctie heeft opgelegd wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen, telt deze periode niet mee.
  • het bedrag dat als loon tijdens ziekte aan de werknemer is betaald (artikel 7:673e lid 2 B.W.)
N.B.: de reden hiervan is dat de Minister met name cumulatie van doorbetaald loon en transitievergoeding wil voorkomen. 

Nadere regels worden gesteld over deze aanvraagprocedure, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijn waarbinnen de aanvraag moet plaatsvinden en de wijze waarop de werkgever moet aantonen dat recht bestaat op de vergoeding (artikel 7:673e lid 5 B.W.). Mocht achteraf blijken dat te veel betaald is, dan dient het UWV het te veel betaalde terug te vorderen (artikel 7:673e lid 3 B.W.).

Ondanks dat de vergoeding wordt bekostigd uit de WW-premie, is het bedrag van de vergoeding niet gemaximeerd op het maximum dagloon.

De wetswijziging moet op 1 januari 2019 inwerking treden, maar krijgt dan terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 (Artikel VI, Overgangsbepaling), zodat ook gevallen in het verleden waarin de transitievergoeding is betaald onder de werking van de regeling vallen. 

Als gevolg van het voorstel zal de Awf-premie in 2019 worden verhoogd met ongeveer 0,5%, en daarna structureel zal de Awf-premie met 0,1% worden verhoogd.

Werkgevers die, teneinde te vermijden dat dan de transitievergoeding zou worden verschuldigd, tot nu toe niet zijn overgegaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, kunnen dat in de toekomst zonder bezwaar toch doen. 

Of werkgevers er verstandig aan doen om dat nu al te doen, vooruitlopend tot op de wetswijziging, is nog enigszins de vraag. Enerzijds wordt daarmee enig risico gelopen omdat nog niet zeker is dat de wetswijziging er (op de thans voorgestane wijze) komt. Anderzijds zal meer als transitievergoeding verschuldigd zijn indien later wordt opgezegd, terwijl het meerdere volgens het huidige wetsvoorstel niet door het UWV wordt vergoed.

In het wetsvoorstel wordt ook geregeld dat geen transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij een ontslag wegens het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van bedrijfsbeëindiging of wegens bedrijfseconomische redenen indien een CAO-regeling van toepassing is die voorziet in een voorziening die in de plaats komt van de transitievergoeding (artikel 7:673 lid 1 B.W.). Deze regeling moet een oplossing vormen voor gevallen waarin betaling van de transitievergoeding een voor werkgevers te zware belasting zou zijn. De Memorie van Toelichting noemt met name het geval dat de werkgever middelen die bestemd zijn voor zijn eigen pensioenvoorziening zou moeten aanspreken om de transitievergoeding te kunnen betalen. De mogelijkheid om bij CAO een van de transitievergoeding afwijkende voorziening (bijvoorbeeld: scholingsfaciliteiten, outplacement of een bovenwettelijke WW-uitkering) te treffen bestond al, maar daarbij werd de eis gesteld dat sprake zou zijn van een voorziening die gelijkwaardig is aan de transitievergoeding. Deze eis komt nu te vervallen.

De door de regering gekozen oplossing vereist een CAO waarin partijen een van de transitievergoeding afwijkende voorziening treffen. Zolang de CAO-partijen geen dergelijke regeling treffen alsmede in het geval waarin geen CAO van toepassing is, biedt de door de regering gekozen oplossing geen soelaas en zal nog steeds de transitievergoeding moeten worden betaald.