Zelfstandige maaltijdbezorgers toch in dienstbetrekking?
Jaar en kwartaal
2019, 1e kwartaal
Nummer
5
Bronnen:
Kantonrechter Amsterdam 23 juli 2018,
ECLI:NL:RBAMS:2018:5183
Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2019,
ECLI:NL:RBAMS:2019:198
Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2019,
ECLI:NL:RBAMS:2019:210
Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
aan de Tweede Kamer van 12 februari 2019 (Implicaties van de uitspraak van de
rechtbank Amsterdam inzake FNV en Deliveroo van 15 januari 2019)
Sinds juni 2015 is het bedrijf Deliveroo in
Nederland actief. Het bedrijf koppelt restaurants aan klanten. Via een digitaal
platform wordt aan restaurants een online systeem aangeboden voor het
bestellen, betalen en bezorgen van maaltijden. Vanaf september 2015 had
Deliveroo maaltijdbezorgers in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd. Per februari 2018 heeft Deliveroo echter besloten om die
arbeidsovereenkomsten niet meer te verlengen en in plaats daarvan
overeenkomsten van opdracht met zijn bezorgers te sluiten. Die bezorgers
moesten zich daartoe inschrijven in het handelsregister en zij moesten over een
BTW-nummer beschikken. Daarnaast moesten zij een box aanschaffen voor het
vervoeren van de maaltijden, beschikken over een smartphone en een
vervoermiddel en voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van Deliveroo.
In een vonnis van 23 juli 2018,
ECLI:NL:RBAMS:2018:5183 had de kantonrechter Amsterdam geoordeeld dat tussen
Deliveroo en een maaltijdbezorger geen sprake was van een arbeidsovereenkomst.
Die kantonrechter had de feiten en omstandigheden gewogen en geconcludeerd dat
aan de eisen van de arbeidsovereenkomst niet werd voldaan. In het vonnis werd
er daarbij op gewezen dat het niet de taak van de kantonrechter was om de
problemen op de arbeidsmarkt rond nieuwe vormen van arbeidsverhoudingen op te
lossen en dat het aan de wetgever was om in te grijpen als de nieuwe
"platformeconomie” tot onaanvaardbare gevolgen leidt.
Een andere kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
komt in een vonnis van 15 januari 2019 in een andere zaak tussen Deliveroo en
een maaltijdbezorger opmerkelijk genoeg tot een heel ander oordeel.
In die
zaak vorderde de vakbond FNV in een collectieve actie dat de kantonrechter voor
recht zou verklaren dat de rechtsverhouding tussen Deliveroo en de maaltijdbezorgers
is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter is allereerst van mening dat aan de
FNV op grond van artikel 3:305a BW het recht toekomt om een dergelijke
collectieve actie in te stellen. Om een collectieve actie te kunnen instellen,
moet voldaan zijn aan vijf voorwaarden:
- De eisende partij moet een stichting of een
vereniging met volledige rechtsbevoegdheid zijn.
- De eisende partij moet een statutaire
doelomschrijving hebben die strekt tot behartiging van de belangen van de
personen voor wie zij bij het instellen van de vordering opkomt.
- De belangen waarvoor de eisende partij
opkomt moeten gelijksoortig zijn en zich zodoende voor bundeling lenen,
zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de
belanghebbenden wordt bevorderd.
- De eisende partij moet voldoende hebben getracht
om het gevorderde door overleg met de gedaagde partij te bereiken.
- De
belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld,
moeten voldoende gewaarborgd zijn, waaronder tevens wordt begrepen dat
de eisende partij voldoende belang moet hebben bij de
rechtsvordering (artikel 3:303 BW).
De kantonrechter was dus van
mening dat FNV in dit geval aan deze eisen voldeed.
De kantonrechter stelt vervolgens voorop dat bij de
beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst geen doorslaggevende
betekenis toekomst aan de bedoeling van partijen, omdat het contract
eenzijdig is opgesteld door Deliveroo en niet onderhandelbaar is. Het
dwingendrechtelijke karakter van het arbeidsrecht brengt volgens de
kantonrechter met zich mee dat geen betekenis toekomt aan de vraag of de
maaltijdbezorgers behoefte hebben aan de bescherming van het
arbeidsrecht. Om te kunnen spreken van een overeenkomst van opdracht moet
volgens de kantonrechter een zeker element van ondernemerschap aanwezig
zijn. Verder acht de kantonrechter van belang dat het gaat om werk dat tot de kern
van het bedrijf van Deliveroo behoort, ook al stelt Deliveroo zelf dat het
een technologiebedrijf is en dat ook gezocht wordt naar andere markten dan die
van de maaltijdbezorging.
Deliveroo had bepleit dat geen sprake is van de
(voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst vereiste) verplichting om arbeid
te verrichten, omdat het de bezorgers steeds vrij staat om wel of geen
opdracht tot het bezorgen van een maaltijd te aanvaarden. De kantonrechter is
echter van mening dat de vrijheid om een opdracht te weigeren beperkt is, omdat
het weigeren van opdrachten tot gevolg heeft dat minder snel een nieuwe
opdracht wordt toegewezen terwijl de beloning hoger is als meer opdrachten
worden uitgevoerd.
Deliveroo
had ook gesteld dat geen sprake was van de verplichting om de overeengekomen
werkzaamheden persoonlijk te verrichten (een andere eis voor het bestaan
van een arbeidsovereenkomst) omdat een bezorger zich kan laten vervangen door
een ieder die een geldig legitimatiebewijs heeft en bevoegd is om in Nederland
te werken. Deze mogelijkheid van vervanging acht de kantonrechter echter
inhoudsloos, omdat die vervanging pas aan de orde komt na het aanvaarden van
een opdracht tot bezorging van een maaltijd, terwijl er dan geen tijd meer is
voor vervanging. Bovendien is ook bij de overeenkomst van opdracht het
uitgangspunt dat de werkzaamheden persoonlijk moeten worden verricht.
Ook de hoogte van de vergoeding (het loon)
waarop de bezorger recht heeft, wijst volgens de kantonrechter niet op iets
anders dan een arbeidsovereenkomst. Een bezorger verdient gemiddeld maximaal €
18 per uur. Over de vergoedingen kan ook niet worden onderhandeld.
Dat de bezorgers zijn ingeschreven in het handelsregisteris volgens de kantonrechter niet van groot belang, omdat die inschrijving
doorgaans uitsluitend heeft plaatsgevonden met het oog op het werk voor
Deliveroo.
Ook het feit dat een bezorger eigen materiaalmoet aanschaffen is volgens de kantonrechter geen aanwijzing dat er niet langer
sprake is van een gezagsverhouding. Met uitzondering van de maaltijdbox gaat
het om materialen die in het dagelijks leven gebruikelijk zijn (een smartphone
en een vervoermiddel).
Dat Deliveroo, zoals het bedrijf stelt, geen
instructiebevoegdheid zou hebben, ontkent de kantonrechter. De verplichtingen
die in de overeenkomst van opdracht zijn opgenomen (binnen een redelijke tijd
de maaltijd bezorgen, Deliveroo informeren als de maaltijd niet bezorgd kan
worden, professionele omgang met anderen en het zorgvuldig, vaardig en bekwaam
uitvoeren van de werkzaamheden) zijn volgens de kantonrechter sowieso de enige aanwijzingendie Deliveroo zou kunnen geven.
Tenslotte is volgens de kantonrechter van belang dat
van zelfstandig ondernemerschap geen sprake is. De vrijheid om voor
andere opdrachtgevers te werken is uitsluitend theoretisch gelet op de korte
tijd waarin een opdracht wordt uitgevoerd en op de mogelijkheid van Deliveroo
om ongewenste gevolgen van deze keuze (zoals prijsopdrijving) bij te sturen
door opdrachten te gunnen aan bezorgers die ruimer beschikbaar zijn. Verder is
er geen enkele onderhandelingspositie en presenteren de bezorgers zich niet als
zelfstandige.
Volgens de kantonrechter is de afhankelijkheidvan Deliveroo aldus groter dan de zelfstandigheid van de bezorgers. De
gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst
wordt daarom toegewezen.
Omtrent het afwijken van het eerdere oordeel van een andere
kantonrechter van dezelfde rechtbank stelt de kantonrechter dat het afwijkend
oordeel van belang kan zijn voor de rechtsontwikkeling. Die rechtsontwikkeling
zal wel plaatsvinden: Deliveroo zal ongetwijfeld hoger beroep instellen en het
ligt voor de hand dat de Hoge Raad daarna nog over de zaak moet oordelen.
Overigens had de kantonrechter in een vonnis van dezelfde
datum ook nog geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen Deliveroo en de
maaltijdbezorgers onder de werkingssfeer van de
CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen
viel.
Het meest
van belang voor ondernemers die zich bedienen van ZZP-ers als arbeidskrachten
is wellicht dat in geval van betwisting van de zelfstandigheid van ZZP-ers
voortaan rekening gehouden moet worden met collectieve acties door vakbonden.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Voor welke werknemers geldt, als zij ziek worden, de no-riskpolis? En voor welke werknemers kunt u loonkostenvoordeel of loonkostensubsidie krijgen? Christa Jacobs kan u vertellen hoe u geen kans mist om op de kosten van arbeidsongeschikte werknemers te besparen!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!