PostNL maakt voor de bezorging van pakketten gebruik van de
diensten van ongeveer 1.100 zelfstandige pakketbezorgers. Deels betreft het
zelfstandigen zonder personeel, maar deels gaat het ook om zelfstandigen die
personeel in dienst hebben of gebruik maken van de diensten van andere
zelfstandigen. PostNL heeft al langere tijd een geschil met deze zelfstandige
pakketbezorgers. Een belangrijk deel van de zelfstandige pakketbezorgers heeft
zich georganiseerd in een vereniging en op enig moment heeft het FNV zich als
vakbond de belangen van de zelfstandige pakketbezorgers aangetrokken. Het
akkoord dat bedoeld was om dit geschil te beëindigen is echter door de
achterban verworpen. Dit akkoord hield in dat de pakketbezorgers in dienst
konden treden waarbij PostNL de bus van de pakketbezorgers zou overnemen. Een
voorwaarde daarbij was wel dat geen sprake was van een lopend geschil met
PostNL. De pakketbezorgers konden er ook voor kiezen om met een 10% hogere
vergoeding door te gaan als zelfstandig ondernemer. Toen bleek dat het akkoord
op onvoldoende steun bij de pakketbezorgers kon rekenen, heeft PostNL de
pakketbezorgers aangeboden om op de in het akkoord geformuleerde voorwaarden in
dienst te treden. Slechts een klein deel van de pakketbezorgers heeft dit
aanbod aangenomen. PostNL heeft vervolgens op 20 augustus 2015 de
overeenkomsten met 19 zelfstandige pakketbezorgers opgezegd, omdat er klachten
waren over de uitvoering van hun werkzaamheden of vanwege hun opstelling bij de
collectieve acties van de pakketbezorgers medio 2015. Een deel van deze 19
pakketbezorgers is vervolgens een procedure bij de kantonrechter gestart,
stellend dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de opzegging van die
arbeidsovereenkomst nietig was omdat daarvoor geen ontslagvergunning van het
UWV was verkregen en omdat de werknemers met de pakketbezorgers ook niet met de
opzegging hadden ingestemd.
Een aantal verschillende kantonrechters heeft aldus de vraag
moeten beantwoorden of de gesloten vervoersovereenkomsten niet eigenlijk
arbeidsovereenkomsten zijn.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is daarbij niet
alleen van belang wat de bedoeling van partijen bij het aangaan van de
overeenkomst was, maar ook op welke wijze zij vervolgens feitelijk uitvoering
aan de overeenkomst hebben gegeven, waarbij alle rechtsgevolgen van de
overeenkomst in onderling verband moeten worden beschouwd. Van belang is
daarbij de wijze van beloning, de wijze van betaling, de mate van
ondernemingsrisico, de mate van investeringen, het type werkzaamheden, de vraag
wie zorg draagt voor sociale zekerheid, de duurzaamheid van de arbeidsprestatie,
de strekking van de instructiebevoegdheid, de mate van zelfstandigheid en de
maatschappelijke positie van de opdrachtnemer.
Hoewel PostNL zeer gedetailleerde instructies gaf ten
aanzien van de uitvoering van het werk en hoewel PostNL ook op de naleving daarvan
toezag, hebben de meeste kantonrechters toch geoordeeld dat sprake was van een
bewuste keuze voor zelfstandig ondernemerschap, waarvan de betreffende persoon
geacht kan worden de consequenties te hebben overzien en waarnaar men zich ook
heeft gedragen. In drie gevallen (Kantonrechter Haarlem 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11226,
Kantonrechter Haarlem 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11232 en
Kantonrechter Amsterdam 14 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:152) oordeelde de
kantonrechter dat wel sprake was van een arbeidsovereenkomst. Hoe het oordeel
van de kantonrechter uitvalt, is zeer afhankelijk van de feiten van het
individuele geval. Belangrijk is dat gebleken is dat het onder omstandigheden
mogelijk is dat een overeenkomst met een zelfstandig ondernemer achteraf wordt
aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, ook al kan de conclusie worden
getrokken dat dat niet heel snel het geval is.
Schijnzelfstandigheid is een groot probleem op de
arbeidsmarkt. Zogenaamde zelfstandigen werken, doorgaans zonder verzekerd te
zijn tegen de risico’s van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tegen een
tarief dat voor de opdrachtgever veel lagere kosten met zich meebrengt dan het
geval is wanneer werknemers worden ingeschakeld, vaak zelfs als die werknemers
niet eens meer verdienen dan het minimumloon. Opdrachtgevers worden vaak uit
concurrentieoverwegingen gedwongen om gebruik te maken van de diensten van deze
"zelfstandigen”, in plaats van werknemers in te schakelen. Zo komt de positie
van werknemers in het nauw. De wet bevat reeds sinds jaar en dag een aantal
instrumenten waarmee oproepkrachten en schijnzelfstandigen gemakkelijker
rechten als werknemer kunnen claimen. De wetgeving op dit punt is inmiddels
verder aangescherpt (Wet aanpak schijnconstructies) en wordt nog verder
aangescherpt. Naar verwachting zullen procedures zoals de onderhavige in de
toekomst dan ook vaker voorkomen.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!