Zijn zelfstandige pakketbezorgers van PostNL werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst?

Jaar en kwartaal
2016, 1e kwartaal
Nummer
13

Bronnen:



PostNL maakt voor de bezorging van pakketten gebruik van de diensten van ongeveer 1.100 zelfstandige pakketbezorgers. Deels betreft het zelfstandigen zonder personeel, maar deels gaat het ook om zelfstandigen die personeel in dienst hebben of gebruik maken van de diensten van andere zelfstandigen. PostNL heeft al langere tijd een geschil met deze zelfstandige pakketbezorgers. Een belangrijk deel van de zelfstandige pakketbezorgers heeft zich georganiseerd in een vereniging en op enig moment heeft het FNV zich als vakbond de belangen van de zelfstandige pakketbezorgers aangetrokken. Het akkoord dat bedoeld was om dit geschil te beëindigen is echter door de achterban verworpen. Dit akkoord hield in dat de pakketbezorgers in dienst konden treden waarbij PostNL de bus van de pakketbezorgers zou overnemen. Een voorwaarde daarbij was wel dat geen sprake was van een lopend geschil met PostNL. De pakketbezorgers konden er ook voor kiezen om met een 10% hogere vergoeding door te gaan als zelfstandig ondernemer. Toen bleek dat het akkoord op onvoldoende steun bij de pakketbezorgers kon rekenen, heeft PostNL de pakketbezorgers aangeboden om op de in het akkoord geformuleerde voorwaarden in dienst te treden. Slechts een klein deel van de pakketbezorgers heeft dit aanbod aangenomen. PostNL heeft vervolgens op 20 augustus 2015 de overeenkomsten met 19 zelfstandige pakketbezorgers opgezegd, omdat er klachten waren over de uitvoering van hun werkzaamheden of vanwege hun opstelling bij de collectieve acties van de pakketbezorgers medio 2015. Een deel van deze 19 pakketbezorgers is vervolgens een procedure bij de kantonrechter gestart, stellend dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de opzegging van die arbeidsovereenkomst nietig was omdat daarvoor geen ontslagvergunning van het UWV was verkregen en omdat de werknemers met de pakketbezorgers ook niet met de opzegging hadden ingestemd.

Een aantal verschillende kantonrechters heeft aldus de vraag moeten beantwoorden of de gesloten vervoersovereenkomsten niet eigenlijk arbeidsovereenkomsten zijn.

Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is daarbij niet alleen van belang wat de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst was, maar ook op welke wijze zij vervolgens feitelijk uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven, waarbij alle rechtsgevolgen van de overeenkomst in onderling verband moeten worden beschouwd. Van belang is daarbij de wijze van beloning, de wijze van betaling, de mate van ondernemingsrisico, de mate van investeringen, het type werkzaamheden, de vraag wie zorg draagt voor sociale zekerheid, de duurzaamheid van de arbeidsprestatie, de strekking van de instructiebevoegdheid, de mate van zelfstandigheid en de maatschappelijke positie van de opdrachtnemer.

Hoewel PostNL zeer gedetailleerde instructies gaf ten aanzien van de uitvoering van het werk en hoewel PostNL ook op de naleving daarvan toezag, hebben de meeste kantonrechters toch geoordeeld dat sprake was van een bewuste keuze voor zelfstandig ondernemerschap, waarvan de betreffende persoon geacht kan worden de consequenties te hebben overzien en waarnaar men zich ook heeft gedragen. In drie gevallen (Kantonrechter Haarlem 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11226, Kantonrechter Haarlem 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11232 en Kantonrechter Amsterdam 14 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:152) oordeelde de kantonrechter dat wel sprake was van een arbeidsovereenkomst. Hoe het oordeel van de kantonrechter uitvalt, is zeer afhankelijk van de feiten van het individuele geval. Belangrijk is dat gebleken is dat het onder omstandigheden mogelijk is dat een overeenkomst met een zelfstandig ondernemer achteraf wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, ook al kan de conclusie worden getrokken dat dat niet heel snel het geval is.

Schijnzelfstandigheid is een groot probleem op de arbeidsmarkt. Zogenaamde zelfstandigen werken, doorgaans zonder verzekerd te zijn tegen de risico’s van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tegen een tarief dat voor de opdrachtgever veel lagere kosten met zich meebrengt dan het geval is wanneer werknemers worden ingeschakeld, vaak zelfs als die werknemers niet eens meer verdienen dan het minimumloon. Opdrachtgevers worden vaak uit concurrentieoverwegingen gedwongen om gebruik te maken van de diensten van deze "zelfstandigen”, in plaats van werknemers in te schakelen. Zo komt de positie van werknemers in het nauw. De wet bevat reeds sinds jaar en dag een aantal instrumenten waarmee oproepkrachten en schijnzelfstandigen gemakkelijker rechten als werknemer kunnen claimen. De wetgeving op dit punt is inmiddels verder aangescherpt (Wet aanpak schijnconstructies) en wordt nog verder aangescherpt. Naar verwachting zullen procedures zoals de onderhavige in de toekomst dan ook vaker voorkomen.