Op 2 maart 2011 heeft de rechtbank in Arnhem vonnis gewezen in een zaak tussen een stichting en haar oud-bestuursleden. In dat vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de oud-bestuursleden toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun bestuurstaken. Daar waar de tekortkoming een verantwoordelijkheid van meerdere bestuursleden betrof, zijn die bestuursleden hoofdelijk, dus ieder voor het geheel, aansprakelijk. Dat is slechts anders als de tekortkoming niet aan een bestuurslid te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen ervan af te wenden. Wat deed zich in deze zaak voor?
De stichting, opgericht in 1992, houdt zich bezig met het organiseren en administreren van het onderhoud en het bouwtechnisch beoordelen van bij haar aangesloten woningen. Omdat in 2009 het bestuur niet meer bleek te functioneren (telefoontjes werden niet beantwoord, rekeningen werden niet betaald en er vonden geen bouwtechnische beoordelingen meer plaats) is door de rechtbank eind 2009 een nieuw bestuur benoemd, die vervolgens een onderzoek heeft laten instellen naar de financiële gang van zaken bij de stichting.
Het nieuwe bestuur constateerde dat zij niet over de complete administratie van de stichting beschikte. Uit het onderzoek naar de financiële gang van zaken bleek bovendien dat in de periode vanaf 2006 tot 2009 vanuit de stichting bedragen aan de toenmalige bestuursleden waren overgemaakt, zonder dat daar een (aantoonbare) contraprestatie of facturen tegenover stonden. Ook was er geld geleend zonder dat daar een overeenkomst van geldlening aan ten grondslag lag. Verder heeft het toenmalige bestuur een deel van het vermogen van de stichting belegd, ter zake waarvan zij een aanzienlijk verlies heeft geleden. Al met al ging het in totaal om een bedrag van ruim 1,2 miljoen euro dat niet (voldoende) kon worden verantwoord.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de oud-bestuursleden zich schuldig hadden gemaakt aan onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:9 Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens dat artikel is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Anders gezegd: van elke bestuurder mag worden verwacht dat hij op zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. De rechtbank komt tot het oordeel dat de oud-bestuurders ernstige verwijten valt te maken en dat sprake is geweest van een onbehoorlijke vervulling van bestuurderstaken.
Zo overwoog de rechtbank dat de bestuursleden in strijd met de wettelijke boekhoud- en bewaarplicht hadden gehandeld door het huidige bestuur niet de complete administratie te bezorgen. Het verweer van enkele bestuursleden, dat zij de administratie aan een ander bestuurslid hadden overgedragen en dat het huidige bestuur uitsluitend dat andere bestuurslid daarvoor aansprakelijk kon houden, werd door de rechtbank verworpen. Gevolgen van onduidelijkheden in de wel beschikbare administratie dient voor rekening van alle oud-bestuursleden te komen. Al met al komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van onbehoorlijke taakvervulling en ernstige verwaarlozing van bestuurstaken. Zij stelt vast dat de stichting schade heeft geleden en specificeert voor welk deel van de gevorderde schade een (of meerdere) oud bestuurslid(leden) aansprakelijk wordt/worden gehouden. De rechtbank overweegt dat daar waar de tekortkoming een aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer bestuurders behoort, ieder van hen voor het geheel aansprakelijk is ter zake van de tekortkoming, tenzij deze niet aan hem te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Deze uitzondering deed zich in deze zaak evenwel niet voor.
De uitspraak van de rechtbank is nog geen definitieve: enkele bestuursleden worden nog in de gelegenheid gesteld zich tegen een paar vorderingen te verweren. Te verwachten is echter, en dat volgt wel uit dit vonnis, dat het merendeel van de door het nieuwe bestuur gevorderde bedragen door de rechtbank zullen worden toegewezen.
Rechtbank Arnhem 2 maart 2011, www.rechtspraak.nl, ljn: BP6212
Met deze uitspraak is weer eens bevestigd dat bestuursleden zich terdege dienen te realiseren dat zij hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden en voor vergoeding van schade kunnen worden aangesproken, indien zij of één van de andere bestuursleden tekort schieten in hun bestuurderstaak. Dat de administratie van een rechtspersoon zich onder één van de bestuursleden bevindt, ontslaat de andere bestuursleden niet van hun zorgplicht tegenover de stichting voor wat betreft haar administratie.