Duurovereenkomsten toch opzegbaar


In 1999 oordeelde de Hoge Raad in een befaamd arrest dat partijen "€œzelfs na meer dan 100 jaar zaken met elkaar gedaan te hebben"€œ de overeenkomst toch niet konden opzeggen. Sindsdien is er veel gediscussieerd over de vraag of duurovereenkomsten waarbij wet en regelgeving niet voorzien in een opzeggingsregeling nu wel of niet in beginsel opzegbaar zijn. Ook eerder zijn middels deze nieuwsbrief uitspraken van lagere rechters onder uw aandacht gebracht. De Hoge Raad heeft nu uiteindelijk een punt achter de discussie gezet.

Wat was de casus?
Een exploitant van diverse gas- en elektriciteitsnetten in Nederland heeft in 1989 een exploitatieovereenkomst met de gemeente gesloten ter zake van de haar toebehorende leidingen die liggen in de grond van de gemeente. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en voorziet niet in de mogelijkheid van opzegging. De overeenkomst voorziet evenmin in een door de exploitant te betalen vergoeding voor het hebben van de leidingen in de grond. Bij brief van 4 juli 2006 heeft de gemeente de exploitant in kennis gesteld van haar besluit de overeenkomst per 19 oktober 2006 op te zeggen en in plaats daarvan een publiekrechtelijke verordening vast te stellen, waarin voor alle nutsbedrijven geldende voorwaarden worden opgenomen. Als reden voor de opzegging wordt de liberalisering van de energiemarkt ge-noemd. De exploitant stelt zich op het standpunt dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente niet rechtsgeldig is geweest. De door de gemeente aangevoerde redenen zouden onvoldoende zwaarwegend zijn.

In een procedure bij de rechtbank eist de exploitant primair dat de rechtbank zal verklaren dat de opzegging niet geldig is geweest. Subsidiair voert de exploitant aan dat er geen redelijke opzegtermijn in acht is genomen als gevolg waarvan de gemeente schadeplichtig zou zijn geworden.

Hoe kwam de Hoge Raad tot zijn beslissing?
De rechtbank wees de vorderingen van de exploitant af, overwegende dat duurovereenkomsten als de onderhavige in beginsel opzegbaar zijn. Opzegging was naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd gezien de reden van opzegging (liberalisering) en de lengte van de in acht genomen opzegtermijn van drie maanden. Het hof oordeelde anders: volgens het hof was er geen sprake van een voldoende zwaarwegende reden voor opzegging en daarom was de opzegging naar het oordeel van het hof niet geldig.

De kwestie is vervolgens door de Hoge Raad beslecht, die de volgende rechtsregel formuleerde:
"Het gaat te dezen om de opzegging van een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. (....) Indien zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandig-heden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloei-en dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding."

Hoge Raad 28 oktober 2011, www.rechtspraak.nl: LJN: BQ9854


Tot nu toe bestond er geen rechtszekerheid voor partijen ten aanzien van de mogelijkheid van opzegging van duurovereenkomsten. Voor het laatst in 1999 had de Hoge Raad geoordeeld dat duurovereenkomsten in beginsel niet opzegbaar zijn. De lagere rechtspraak liet echter een geheel ander beeld zien. Het uitgangspunt van de lagere rechters stond haaks op dat van de Hoge Raad en sloot ook meer aan bij de opvattingen in de literatuur. Partijen moeten op enig moment toch hun relatie kunnen verbreken, zoals ook een werknemer na jaren van trouwe dienst kan besluiten om een nieuwe uitdaging aan te gaan bij een andere werkgever.

Nederland week in dit opzicht ook af van de opvattingen in de ons omringende landen, waarin onopzegbaarheid in strijd met de partijautonomie en de contractsvrijheid werd geacht. Met deze uitspraak kan thans geconcludeerd worden dat de Hoge Raad "om" is. Voor de rechtspraktijk zal dit niet veel gevolgen hebben, want de redelijkheid en billijkheid kunnen nog steeds meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende grond voor opzegging bestaat. Het verdient dan ook nog altijd de voorkeur om een duidelijke opzeggingsregeling in de overeenkomst op te nemen. Helaas zien we in de praktijk toch nog steeds overeenkomsten, waarin helemaal niets over beëindiging is geregeld. Het is echter net zoals bij huwelijkse voorwaarden: zaken moeten goed schriftelijk worden vastgelegd nog op het moment dat het tussen partijen koek en ei is.

29 mei 2012