Onderaannemer moet schade vergoeden die opdrachtgever lijdt


Een onderaannemer die wanprestatie pleegde jegens de hoofdaannemer kon door de opdrachtgever worden aangesproken tot schadevergoeding worden aangesproken, ondanks dat er geen overeenkomst was tussen de opdrachtgever en de onderaannemer.

Wat was er aan de hand?
Een eigenaar van een huis had aan een aannemer opdracht gegeven om een kapverdieping met dak te realiseren op een bestaande woning. De aanneemsom bedroeg € 90.800. De aannemer besteedde een deel van het werk (het maken van een leien dak en dakgoten) uit aan een onderaannemer voor een bedrag van €23.800. Uiteindelijk blijkt dat het dak diverse gebreken vertoont: het dak lekt, de leien verschillen van kleur, de leien zijn niet behoorlijk gelegd, de leien waren krom of vervormd, er lag geen folie onder het dak en de dakgoten lekten. Een door de opdrachtgever ingeschakelde deskundige onderschrijft deze klachten en raamt de herstelkosten op een bedrag van € 35.000. De opdrachtgever vordert dat bedrag dan als schadevergoeding van de onderaannemer, primair stellend dat sprake is van een overeenkomst tussen de opdrachtgever en de onderaannemer (contractuele aansprakelijkheid) en subsidiair stellend dat de onderaannemer een onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever had gepleegd (buitencontractuele aansprakelijkheid). Het gerechtshof heeft, anders dan de rechtbank, geoordeeld dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen en heeft weliswaar erkend dat sprake zou kunnen zijn van een onrechtmatige daad van de onderaannemer jegens de opdrachtgever, maar heeft geoordeeld dat de opdrachtgever daartoe niet voldoende omstandigheden heeft gesteld.

Hoe kwam de Hoge Raad tot zijn beslissing?
De Hoge Raad herhaalt allereerst een standpunt dat hij al in een arrest van 2004 heeft ingenomen, door te stellen dat het iemand die zich contractueel heeft verbonden niet onder alle omstandigheden vrij staat om de belangen van derden, die bij de behoorlijke nakoming van het contract belang kunnen hebben, te verwaarlozen. Als de belangen van een derde (zoals in dit geval de opdrachtgever) zo nauw bij de behoorlijke uitvoering van het contract zijn betrokken dat hij schade of ander nadeel zal leiden als het contract niet behoorlijk wordt nagekomen, kan het zijn dat een partij bij dat contract zijn gedrag mede door die belangen van de derde moet laten bepalen. Omstandigheden die daarbij een rol spelen zijn volgende de Hoge Raad:
- de hoedanigheid van de betrokken partijen;
- de aard en strekking van de overeenkomst;
- de wijze waarop de belangen van de derde bij de overeenkomst zijn betrokken;
- de vraag of deze betrokkenheid voor de contractspartij kenbaar was;
- de vraag of de derde er op mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien;
- de vraag in hoeverre het voor de contractspartij bezwaarlijk was met de belangen van de derde partij rekening te houden;
- de aard en omvang van het dreigende nadeel voor de derde;
- de vraag of van de derde kon worden gevergd dat hij zich tegen dat nadeel had ingedekt.

De Hoge Raad vervolgt met te overwegen dat de onderaannemer in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening zal hebben te houden met de belangen van de opdrachtgever en dat de opdrachtgever er in het algemeen op mag vertrouwen dat de onderaannemer dat doet, maar de wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer levert nog niet meteen een onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op. Anders dan het hof is de Hoge Raad van mening dat hetgeen de opdrachtgever heeft gesteld over de gebreken, het oordeel kan wettigen dat sprake is van een onrechtmatige daad van de onderaannemer jegens de opdrachtgever. Omdat het hof de juistheid van die stellingen van de opdrachtgever niet heeft onderzocht, wordt het arrest van het hof vernietigd.


Hoge Raad 20 januari 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BT7496

Het arrest van de Hoge Raad maakt niet duidelijk waarom de opdrachtgever de hoofdaannemer niet heeft aangesproken tot vergoeding van de geleden schade. Vermoedelijk bood die geen verhaal voor die schade. Mogelijk was de hoofdaannemer zelfs failliet gegaan. In een dergelijk geval kan de opdrachtgever niet veel anders doen dan de onderaannemer aanspreken, die uiteindelijk de gebreken ook veroorzaakt had. Maar bij gebreke aan een (rechtstreekse) contractuele band met die onderaannemer, moet de aansprakelijkheid dan worden gebaseerd op een onrechtmatige daad. Van zo'„n onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever is niet reeds sprake omdat de onderaannemer wanprestatie zou hebben gepleegd jegens de hoofdaannemer, maar de Hoge Raad doet veel minder moeilijk over de omstandigheden waaronder sprake is van een onrechtmatige daad dan het gerechtshof had gedaan.

9 juni 2012