Twee partijen besluiten een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Het betreft een garagebe-drijf (genaamd Autoservice B.V.) en een bedrijf dat nieuwe en gebruikte auto's koopt en verkoopt (genaamd Auto's B.V.). Doel van de samenwerkingsovereenkomst is te komen tot een duurzaam samenwerkingsverband tussen Autoservice en Auto's op het gebied van enerzijds aan- en verkoop en anderzijds service en onderhoud van nieuwe en gebruikte auto's. Binnen het samenwerkingsverband zal Auto's actief zijn op het gebied van aan- en verkoop van nieuwe en gebruikte auto's en Autoservice op het gebied van service en onderhoud aan nieuwe en gebruikte auto's. De ingangsdatum van de overeenkomst is 5 april 2007. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Afspraak is dat Auto's de werkzaamheden voortkomend uit de verkoop van servicepakketten met betrekking tot haar vestiging in Zwolle, zal aanbieden bij Autoservice, mits de geleverde kwaliteit marktconform is. Het laatste ter beoordeling van Auto's. Indien Auto's een service- of garantiepakket verkoopt aan een klant, wordt het betreffende bedrag dat de klant hiervoor betaalt één op één doorbetaald aan Autoservice. De klant kan zich vervolgens rechtstreeks tot Autoservice wenden voor aanspraken uit hoofde van het service- of garantiepakket.
Op enig moment geeft Auto's aan Autoservice te kennen de samenwerkingsovereenkomst te willen beëindigen. Autoservice weigert echter in te stemmen met een beëindiging van de samenwerking. Per 6 april 2009 stopt Autoservice met het aan Autoservice aanbieden van werkzaamheden voortkomend uit de verkoop van servicepakketten door Auto's. Autoservice legt zich hierbij niet neer en start een kort geding waarbij zij de rechter vraagt Auto's te veroordelen tot stipte nakoming van de samenwerkingsovereenkomst, op straffe van een dwangsom.
De vraag die in het kort geding centraal staat is of Auto's de samenwerkingsovereenkomst mocht opzeggen. Autoservice voert aan dat opzegging niet mogelijk is nu in de samen-werkingsovereenkomst geen opzeggingsbevoegdheid is opgenomen. Autoservice wijst er bovendien op dat partijen met het tekenen van de overeenkomst een duurzaam samenwerkingsverband voor ogen stond, dat zij met dat vooruitzicht aanzienlijke investeringen heeft gedaan en dat zij voor een groot deel van haar omzet afhankelijk is van de werkzaamheden voortvloeiend uit de samenwerkingsovereenkomst. Tot slot wordt aangevoerd dat de samen-werking zonder noemenswaardige problemen verliep.
Auto's stelt zich op het standpunt dat zij de overeenkomst wel mocht opzeggen. Zij zou nimmer de intentie hebben gehad om de grootste afnemer van Autoservice te worden. Op grond van de redelijkheid en billijkheid zou Auto's gerechtigd zijn de overeenkomst om haar move-rende redenen op te zeggen. Als reden voor opzegging voert Auto's aan dat Autoservice een gebrek aan deskundigheid heeft en de klanten slecht benadert. Ook zou de samenwerking tussen partijen slecht verlopen. Auto's overlegt ter onderbouwing van haar stelling in het kort geding een aantal klachten van klanten en gespreksverslagen.
De rechter oordeelt dat vast is komen te staan dat partijen bij het aangaan van de overeen-komst wel degelijk een langdurige samenwerking voor ogen stond, dat Autoservices met het oog daarop aanzienlijke investeringen heeft gedaan en voor een groot deel van haar omzet afhankelijk is van de samenwerkingsovereenkomst. Gelet op die omstandigheden zal Auto's in de optiek van de rechter niet lichtvaardig een opzeggingsbevoegdheid toekomen. Ook het gestelde ondermaats presteren door Autoservice acht de rechter onvoldoende onderbouwd. Zelfs als er onvoldoende is gepresteerd, had Auto's haar zorgen omtrent de kwaliteit met Au-toservice moeten bespreken. Uit de in de procedure overgelegde stukken bleek niet dat Auto's dat had gedaan.
De rechter concludeert dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden de redelijkheid en billijkheid niet maken dat de overeenkomst door Auto's kon worden opgezegd, ook niet met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. De opzegging had niet tot gevolg dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd, zodat Auto's gehouden blijft de samenwer-kingsovereenkomst na te komen. De door Autoservice ingestelde vordering tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst wordt dan ook toegewezen, onder verbeurte van een dwang-som van € 1.000,-- voor elke keer dat Auto's in strijd met het vonnis van de rechter in kort geding handelt.
Rechtbank Zwolle 23 april 2009, www.rechtspraak.nl, ljn:BI8399
Wanneer een overeenkomst verplicht tot een voortdurende prestatie of tot opeenvolgende prestaties, die zich uitstrekken over een langere tijd, dan spreken we van een "duurovereenkomst". De opzegbaarheid van duurovereenkomsten is in de wet slechts voor een aantal bij-zondere soorten van de duurovereenkomst geregeld. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de huurovereenkomst, de arbeidsovereenkomst en de agentuurovereenkomst. Voor veel duurovereenkomsten geldt derhalve geen wettelijke beëindigingregeling. Partijen doen er mede om die reden verstandig aan overeen te komen of, op welke wijze en onder welke voorwaarden een duurovereenkomst door één van hen door opzegging kan worden beëindigd. Immers, zonder overeengekomen opzeggingsbevoegd kan de overeenkomst in beginsel niet worden opgezegd. Bij gebrek aan een contractuele opzeggingsbevoegdheid dient volgens de Hoge Raad aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval te worden beoordeeld of de overeenkomst kon worden opgezegd (Hoge Raad, 3 december 1999, NJ 2000, 120). Voorts blijkt uit dit arrest ook dat indien uit de aard van de overeenkomst zou volgen dat deze opzegbaar is, de eisen van de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat dit slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.
Er kunnen allerlei redenen zijn waarom in een duurovereenkomst de opzegging daarvan niet is geregeld. Partijen kunnen het vergeten zijn, wellicht kon men het niet eens worden over de tekst van de opzeggingbepaling en heeft men het daarom laten rusten, of is de duurovereenkomst niet schriftelijk vastgelegd. Feit is dat het ontbreken van een opzegbepaling verstrekkende gevolgen kan hebben en dat een partij, zoals in deze casus het geval was, tegen haar wil veroordeeld wordt tot verdere samenwerking met de andere partij.
september 2009