De Hoge Raad heeft voor het eerst arrest gewezen over het
bepalen van de klantenvergoeding bij het einde van een
agentuurovereenkomst.
Wat was er aan de
hand?
Op 1 september 2003 is tussen een provider van mobiele
telefoondiensten en een telecombedrijf een agentuurovereenkomst in werking
getreden. De agentuurovereenkomst is een opdracht waarbij de handelsagent
bemiddelt bij het tot stand komen van verkoopovereenkomsten tussen de
principaal en zijn potentiële klanten. Krachtens de tussen partijen gesloten
agentuurovereenkomst heeft het telecombedrijf -uitsluitend via internet- met
particuliere en zakelijke klanten abonnementen voor telecomdiensten afgesloten
ten behoeve van de provider. De agentuurovereenkomst is als gevolg van
opzegging door de provider per 1 december 2006 beëindigd. Voor die opzegging is
door de provider geen reden gegeven. Het telecombedrijf vordert betaling door de
provider van een klantenvergoeding. Een dergelijke klantenvergoeding wordt door
de wet aan de handelsagent toegekend voor het geval zijn werk heeft geleid tot
belangrijke omzetstijgingen in de onderneming van de principaal alsmede tot
goodwill of de vergroting daarvan, met andere woorden indien de handelsagent de
principaal aanzienlijk profijt heeft bezorgd. De betaling van de vergoeding
dient volgens de wet billijk te zijn. De hoogte van de door het telecombedrijf
gevorderde klantenvergoeding bedraagt € 207.129.
Wat was de beslissing van de kantonrechter en het gerechtshof?
De kantonrechter oordeelde dat het telecombedrijf, rekening
houdend met alle omstandigheden van het geval, recht heeft op een
klantenvergoeding ter hoogte van € 50.000. Het telecombedrijf is tegen deze
uitspraak in hoger beroep gegaan. Het Hof ’s-Gravenhage oordeelde in hoger
beroep dat, op grond van de berekening van de provisie die het telecombedrijf
gedurende een jaar na opzegging van de overeenkomst zou zijn misgelopen, het
telecombedrijf aanspraak kon maken op een klantenvergoeding van € 40.200 en
vernietigt het vonnis van de kantonrechter. De provider stelde beroep in
cassatie in, waarop ook het telecombedrijf dat deed. In cassatie is de vraag
aan de orde hoe de klantenvergoeding dient te worden berekend.
Ho oordeelde de Hoge Raad?
De Hoge Raad heeft tot op heden nog geen arrest gewezen over
het bepalen van de klantenvergoeding en grijpt deze zaak aan om meer
duidelijkheid te verschaffen over de berekening van de klantenvergoeding. De
Hoge Raad neemt daarbij een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie
uit 2009 als uitgangspunt.De vaststelling van de klantenvergoeding verloopt in drie
fasen. In de eerste fase dienen de voordelen die transacties met door de
handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren, gekwantificeerd te
worden. Dit voordeel van de principaal
dient te worden vastgesteld op basis van de in de laatste twaalf maanden door
de handelsagent verdiende bruto provisie die betrekking heeft op nieuwe en
geïntensiveerde bestaande klanten, welk bedrag vervolgens dient te worden gecorrigeerd
met factoren betreffende (a) de duur van het voordeel, (b) het verloop van het
klantenbestand en (c) de versnelde ontvangst van provisie-inkomsten door de
handelsagent die in één keer een vergoeding krijgt uitgekeerd.
Vervolgens moet in de tweede fase beoordeeld worden of reden
bestaat het aldus vastgestelde bedrag aan te passen met het oog op de
billijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de
door de handelsagent gederfde provisie als gevolg van het eindigen van de
agentuurovereenkomst. De billijkheid kan zowel een verhoging als een verlaging
van het in de eerste fase vastgestelde bedrag meebrengen. De Hoge Raad
overweegt dat bij deze fase moet worden uitgegaan van de bruto provisie,
derhalve inclusief alle elementen van de beloning, ook als die variëren naar
gelang van het aantal zaken of de waarde daarvan. Daartoe behoort dus ook het
gedeelte van de provisie dat de handelsagent eventueel gebruikt om een cadeau
of korting aan klanten te geven. Met andere woorden: voor het vaststellen van
de verloren provisie moet worden uitgegaan van de door de handelsagent
ontvangen bruto provisie, zonder aftrek van bespaarde kosten. Dat laat
overigens onverlet dat in het kader van de billijkheidsbeoordeling rekening kan
worden gehouden met de omstandigheid dat de handelsagent onkosten pleegt te
maken die hij uit de ontvangen provisie betaalt, mits het om een aanmerkelijk
deel van de ontvangen provisie gaat. Voor de begroting van de door de
handelsagent gederfde provisie is mede van belang in hoeverre de handelsagent
in staat zou zijn geweest nieuwe abonnementen af te sluiten bij klanten van de
provider die door een andere agent waren aangebracht. Tenslotte overweegt de
Hoge Raad dat de rechter de te derven provisie aan de hand van het
redelijkerwijs te verwachten verloop van het klantenbestand dient te begroten,
wat betekent dat de rechter niet op voorhand van een periode van (circa) een
jaar mag uitgaan.
In de derde fase wordt getoetst of het uit de twee eerdere
berekeningsfasen volgende bedrag de gemiddelde jaarbeloning van de agent niet
te boven gaat. Ook ten aanzien van deze fase overweegt de Hoge Raad dat de
beloning die de basis vormt voor de berekening van het maximumbedrag moet
worden opgevat als bruto beloning en dus ook de daaruit door de agent betaalde
onkosten bevat, zoals een cadeau of korting.
Hoge Raad 2 november
2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BW9865
Als een
agentuurovereenkomst wordt beëindigd kan door de handelsagent aanspraak worden gemaakt
op een klantenvergoeding, vanwege de door de handelsagent opgebouwde klantenkring.
Een punt van discussie vormt vaak de berekening van deze vergoeding. Met dit
arrest heeft de Hoge Raad eindelijk duidelijkheid gegeven over de berekening
van de klantenvergoeding aan het einde van een agentuurovereenkomst, al laten
de door de Hoge Raad gegeven handvatten nog wel steeds ruimte voor een
individuele beoordeling. Door deze uitspraak zullen zowel de handelsagent als
de principaal in elk geval beter in staat zijn om hun positie ten aanzien van
de klantenvergoeding te bepalen. De Hoge Raad heeft de zaak naar het Hof Amsterdam
verwezen voor een verdere behandeling en beslissing. Het is nu dus afwachten
hoe het Hof Amsterdam de zaak verder zal behandelen en op welk bedrag het Hof
de klantenvergoeding voor het telecombedrijf zal vaststellen.
21
februari 2013