Tegeltje, tegeltje aan de wand...... wie is bouwbedrijf en wie niet?


Tegelgroothandel Janssen B.V. levert tegels aan projectontwikkelaars in de bouw. In het han-delsregister heeft zij haar bedrijfsactiviteiten omschreven als "uitoefening van een onderneming in tegelwerken en projecten op dat gebied". Janssen B.V. begeleidt haar klanten gedu-rende het project en adviseert bij de keuze van de tegels zelf, maar ook voor de verwerkingsmaterialen. In de meeste gevallen zijn deze klanten bouwondernemers. In onge-veer één derde van de gevallen zijn de klanten echter particulieren. In dat geval adviseert Janssen B.V. niet alleen bij de aankoop van de tegels, maar regelt zij ook het zetten van de gekochte tegels. Zij huurt daarvoor een tegelzettersbedrijf in of een ZZP-er. Deze factureren aan Janssen B.V., die dit vervolgens weer in rekening brengt bij haar klanten. Er zijn géén tegelzetters rechtstreeks in loondienst bij Janssen B.V. Toch deelt de belastingdienst Tegel-groothandel Janssen B.V. voor de sector-premie van de WW-premie (vroegere wachtgeld-fondsen) in sector 3, bouwbedrijven. Dit omdat Janssen B.V. zich ook bezighoudt met het zetten van de tegels en daarbij zelf optreedt als aannemer.

Hier is Janssen B.V. het niet eens. Zij stelt dat zij ingedeeld moet worden in sector groothandel of zakelijke dienstverlening. Het Gerechtshof '„s-Hertogenbosch stelt Janssen B.V. in het gelijk. Gekeken moet worden naar de werkelijke aard van de werkzaamheden en de werkelij-ke functie die de onderneming van de werkgever in de maatschappelijke verkeer. De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten in het handelsregister is niet relevant en ook de wijze van facturering speelt daarbij géén rol. In alle gevallen worden tegels geleverd door Janssen B.V. In een minderheid daarvan wordt tevens het tegelzetwerk verzorgd. Het Hof is dan ook van mening dat Tegelhandel Janssen B.V. in het maatschappelijke verkeer optreedt als leverancier van tegels en derhalve niet in sector 3 kan worden ingedeeld.


Gerechtshof '„s-Hertogenbosch 23 januari 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BI1750

De bouwsector behoort tot één van de vijf sectoren waarvoor sinds 1 januari 2006 een hoge en lage WW-premie geldt. Het verschil tussen deze premies is groot; veelal is dit een verhouding van 1:5. De aanzienlijk veel hogere premie geldt voor werknemers met een arbeidscontract dat korter duurt dan 1 jaar. Op deze manier wil men stimuleren dat werkgevers werknemers niet uitsluitend op projectbasis aannemen, waardoor veel minder beroep op de WW gedaan hoeft te worden. In de desbetreffende sectoren (agrarisch, bouw, culturele instellingen, horeca en schildersbedrijf) komt dit veel voor.
Overigens blijkt in de praktijk tot op heden, dat Tegelgroothandel Janssen B.V. zich eigenlijk heeft druk gemaakt om niets. De sectorpremies worden jaarlijks vastgesteld en op dit moment geldt voor zowel de hoge als de lage premie in sector 3 dat deze op 0 zijn gesteld, zelfs nog lager dan de premies uit de sectoren voor zakelijke dienstverlening en/of groothandel! Ook in de voorafgaande jaren was de premie in de bouw heel laag, ook voor het "zogenaamde" hoge premiefonds. De reden? In elk geval is bekend dat de verschillende werkgevers- en werkne-mersorganisaties in de bouw, die de staatsecretaris hierover advies uit moeten brengen, het niet eens konden worden over de percentages van de hoge en de lage premie. Met de huidige werkloosheid zou dat voor 2010 natuurlijk wel weer anders kunnen zijn.
Bleek het achteraf met de WW-premie in de bouwsector wel mee te vallen, als bouwbedrijf heeft men ook te maken met hoge bijdragen voor de bedrijfstakeigenregelingen op grond van de CAO en premies voor het Bedrijfspensioenfonds. Wellicht dacht Tegelgroothandel Janssen B.V. dat bezwaar tegen indeling in de bouwsector bij de belastingdienst ook van belang was om te voorkomen dat zij voor de CAO-fondsen voor de bouw zou kwalificeren, of onder het bedrijfspensioenfonds voor de bouw zou gaan vallen. Dat is op zich een veelvoorkomende gedachte bij ondernemers, die onjuist is. Deze drie zaken moeten namelijk los van elkaar be-oordeeld worden, op basis van de eigen daarvoor geldende wet- en regelgeving. Premies voor de bedrijfstakeigenregelingen dient de werkgever af te dragen als hij kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de CAO. Bij het bedrijfspensioenfonds is men aangesloten als men werkgever is op grond van de Verplichtstellingsbeschikking.
In een andere hofuitspraak over de sectorindeling (gerechtshof Arnhem 11 februari 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BH3559) maakte de belastingrechter dit nogmaals duidelijk door te oordelen dat voor de beoordeling voor een indeling in sector 3 voor de WW-premie niet rele-vant is onder welke CAO de werkgever valt, of aan welk bedrijfspensioenfonds hij zijn premies verschuldigd is. In die uitspraak van het hof Arnhem ging het om een bedrijf dat zich bezig hield met het plaatsen van gipswanden en plafonds, de afwerking daarvan en stuka-doorswerkzaamheden. De belastinginspecteur wilde het bedrijf ingedeeld hebben in de in-middels bekende sector 3, bouw. Het bedrijf zelf vond zich horen bij sector 57, stukadoorsbe-drijven. Het hof kwam tot een indeling in sector 3, na een kwalificatie van alle door de werknemers van het bedrijf uitgevoerde feitelijke werkzaamheden als stukadoorswerkzaamheden of anderszins, waarbij de conclusie moest worden getrokken dat voor de meerderheid werkzaamheden worden uitgevoerd die vallen onder sector 3. Het bedrijf had nog aangevoerd dat zij onder de CAO en bedrijfspensioenfonds voor stukadoorsbedrijven viel en daarvan oordeelde de rechter dus heel uitdrukkelijk dat dit niet relevant is. Het komt voor dat bepaalde software-programma'„s voor de verwerking van de loonadministratie een dergelijke combinatie niet accepteren. Het spreekt voor zich dat dat zeker geen reden is die relevant is voor de indelingsvraag.
De vraag centraal of indeling moest plaatsvinden in de bouwsector of bij de groothandel stond ook centraal in een recent arrest van de Hoge Raad (19 juni 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BG5387). In dat geval deelde de Hoge Raad een bedrijf dat zelfgefabriceerde gevels verkoopt en die grotendeels ook onder haar verantwoordelijkheid liet plaatsen, wel in in de bouwsector. Dit op grond van het feit dat de kernactiviteit van een handelsonderneming is de in- en verkoop van gereed product en niet het doen vervaardigen van een product volgens de specificaties van de klant. Dat sprake was van aanneming van werk stond zonder meer vast. Hiermee wijkt de Hoge Raad af van de in november 2008 al geschreven conclusie bij dit arrest, waarbij de Advocaat-Generaal van mening was dat juist indeling in de groothandelsector had moeten plaatsvinden. Het lijkt vreemd dat een bedrijf, waar geen enkele werknemer feitelijk in de bouw werkzaam is, toch in de bouwsector wordt ingedeeld. Dat werk werd immers weliswaar onder de verantwoordelijkheid van het gevelbedrijf uitgevoerd, maar wel volledig uitbesteed aan derden.


juni 2009